Door: Alek Dabrowski voor uitgelezenboeken.blogspot.nl

6 november 2016 | link naar recensie op uitgelezenboeken.blogspot.nl

Coef is de moeder van de auteur. Zij is overleden en heeft hem veertig dozen nagelaten. In de dozen zitten dagboeken, foto’s, cassettebandjes, kortom herinneringen. Coef hield minitieus haar leven bij. Rein Hannik leert door dit materiaal zijn moeder kennen. Coef was maniakaal, dwangneurotisch en getraumatiseerd, kortom gek. De laatste jaren zat zij in een inrichting, de Jel. Zij verzorgde zichzelf niet meer. Zij krijste, schold iedereen in haar omgeving uit. De dozen zijn vies, ze stinken. Rein gaat erdoorheen en komt tot dit verhaal van Coef, met als ondertitel: De weg van de waanzin.

‘Coef’ is ingenieus opgebouwd en bestaat uit een korte proloog, drie delen en een epiloog. Het boek leest als een roman en kan ook zo opgevat worden. Het verhaal is echt: een biografie van Coef en impliciet een autobiografie van de auteur.

In de proloog zit Rein in haar sterfkamertje. Coef kraait en schreeuwt en eist alle aandacht op. “Zelfs doodgaan kan ze niet normaal.” Het eerste deel bevat het verhaal vanuit het gezichtspunt van Rein. Hoe hij opgroeide in het doktersgezin met de steeds gekker wordende moeder. In deel twee gaat de schrijver terug naar de jeugd van Coef, zij groeide op in Nederlands-Indië, maakte de oorlog mee en zat in een kamp. In deel drie komen beide lijnen samen. De ondergang van de volwassen Coef zet in bij haar eerste zelfmoordpoging en hierop volgende behandeling, de LSD-therapie van Jan Bastiaans.

Rein groeide op aan de Heemraadssingel. Zijn vader was huisarts, Coef was doktersvrouw, een rol die zij niet aankon. Zij had weinig oog voor de kinderen en was vaak driftig. De kinderen, Rein had een ouder en jonger zusje, leerden de klappen afweren. “Mijn reflexen waren zo snel geworden dat ik met gym als eerste gekozen werd bij trefbal – een kei in het ontwijken was ik.”

Zijn vader tolereert het gedrag van moeder in eerste instantie. Hij stort zich op zijn werk en ontspant zich met de nodige alcohol. Met Coef gaat het zo slecht dat zij moet worden opgenomen. Vader voelt zich beter maar voor Rein is het geen bevrijding. “Als ik hem zo zag liggen voor de Philips tv, met zijn lompe romp op het statische tapijt en zijn hoofd tegen de poef met hondenpiesvlekken, grote hompen kaas-met-roomboter verstouwend en bij iedere goalkans een knetterende scheet latend, dan miste ik mijn moeder even.”

De opvoeding heeft geen gunstig effect op Rein. Als kind heeft hij geen vriendjes. Later slaagt hij er niet in een studie succesvol af te ronden. Langdurige relaties met vrouwen of vaste banen zijn niet aan hem besteed. Hij gaat af en toe bij zijn moeder langs. “Dus. Daar zat ik. Een afgekeurde vijftiger naast zijn gekke moeder in het gekkenhuis.”

In dit eerste deel vertelt Rein Hannik zijn geschiedenis in een razend tempo. Onnoemelijk veel details komen er voorbij. Storend is dit hoge tempo geenszins, maar je zou meer willen weten over de achtergronden van Coef. In deel twee werd ik op mijn wenken bediend.

Hannik begint hier met de ouders van Coef. Hun vestiging in Nederlands-Indië en de kinderjaren van Coef. De omgeving van hun plantage was niet zonder gevaren, maar de fantasieën en angsten die zij ontwikkelde waren slechts ten dele reëel. Later zou zij deze periode, waarin haar baboe Toek zich over haar ontfermde, verheerlijken.

Na de Japanse bezetting sneuvelt haar vader en komt de familie, moeder met twee kinderen, in een hel terecht, het kamp Banjoebiroe. Coef is een kleine puber, maar zal zich als volwassene door deze periode van honger, uitbuiting en vernedering slaan. Terug in Nederland dient zij het verleden zo snel mogelijk achter zich te laten.

Na een mislukte relatie met een oudere, getrouwde man ontmoet zij haar geliefde Hop. Mooi is hoe Hannik hier de liefde tussen de twee beschrijft. De liefde die hij als kind maar zelden zag. Zij schrijven elkaar honderden brieven. Toch knaagt er iets bij haar. Zij ziet op tegen visites, tegen de omgang met andere mensen. De artsenpraktijk van haar man wordt al snel teveel voor haar. “Ik ben niet gemaakt voor deze knusse beschaving waar je slapend op de dood afstevent met een lichaam vol reumatiek.” Zij krijgt ook last van haar verleden. “Aan het heden kan ik maar niet wennen.”

Dan volgen de meest verbijsterende hoofdstukken van dit toch al opmerkelijke boek. Coef kwam na een zelfmoordpoging terecht bij Jan Bastiaans. Hij profileerde zich als psychiater die patiënten hielp in het verwerken van trauma’s. Bij kampsyndromen zoals waar hij meende dat Coef aan leed, was een radicale therapie nodig. De patiënt moest het trauma herbeleven, de deksel moest van de emotionele beerput worden gelicht. Het middel daartoe was LSD.

Coef onderging een aantal sessies die werden opgenomen en door Coef nauwgezet werden uitgeschreven. Herhaling was onderdeel van de genezing. Er werd geschreeuwd en gezocht naar de oorzaken van haar trauma’s. Bastiaans gaf hier sturing aan, constateert Hannik. Voor het schrijven van dit boek heeft hij heeft alle bewaard gebleven cassettes beluisterd en de uitgetikte verslagen gelezen.

Al snel werd Bastiaans de redder in nood voor Coef. Zij verafgoodde hem. Ook buiten de kliniek was hij een bekend persoon met charismatische uitstraling. Dat hij nogal subjectief te werk ging en patiënten door zijn therapieën juist nog meer geestesziek werden, wilde de professor niet zien. Deze gevaarlijke charlatan heeft veel te lang zijn werk kunnen voortzetten. Rein Hannik oordeelt nogal mild over hem

Opmerkelijk is dat Coef in de kliniek zowaar een sociale kant ontwikkelde. Medepatiënten vonden haar aardig. Zij was ook altijd open geweest. Zij deed vrijwilligerswerk en had grootste plannen. Een film wilde zij maken, die het Nederlandse volk de ogen zou openen. Uiteraard vormde haar verleden hierin het zwaartepunt. Maar zij ergerde zich ook aan van alles. “Eigenlijk kotste ze op iedereen.”

Echte genezing bleef uit. Na een tijdje zelfstandig te hebben gewoond, haar man was van haar gescheiden, namen de paranoia en de angsten zulke vormen aan dat zij weer opgenomen moest worden. Nu voorgoed. Het decorumverlies was totaal: zij schold mensen uit, liet haar ontlasting lopen en koesterde zich meer en meer in haar denkbeeldige verleden. In de veertig besmeurde dozen lag haar leven opgestapeld.

Rein Hannik rode draad door het boek is de vraag hoe zijn moeder zo geworden is. Het antwoord is haar opgetekende levensverhaal. De duiding van Jan Bastiaans dat er een trauma moet zijn dat verwerkt moet worden, is onbevredigend. Hannik vraagt zich zelfs af of de gebeurtenissen in het kamp voor haar wel zo verschrikkelijk waren. De vrolijke tekeningen en haar dagboek laten een genuanceerder beeld zien. “Heeft ze haar ervaringen achteraf gedramatiseerd, in een schreeuw om therapeutische aandacht?” En de LSD-trips hebben haar waarschijnlijk meer schade dan genezing gebracht.

‘Coef’ is een indrukwekkend boek, waar ik mij als in een roman in liet meeslepen. De details en ‘verhaallijnen’ zijn soms wat overvloedig, maar dan bedacht ik weer dat dit geen roman is. Een wetenschappelijke biografie is het evenmin. ‘Coef’ houdt het midden tussen deze twee en is een uniek boek.

Alek Dabrowski besprak Coef tevens tijdens programma Boekenstroom van Radio Rijnmond op 14 november 2016.


Door: Kassandra Goddijn, coach voor (volwassen) kinderen van ouders met psychische problemen en ervaringsdeskundige, voor Deviant online ('tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij’)

31 januari 2017 | link naar recensie op Deviant

Veertig verhuisdozen boordevol met dagboeken, tapes van therapiesessies, foto’s, tekeningen en schilderijen. Rein Hannik stond voor de keuze om deze erfenis van zijn moeder (zie foto) weg te gooien of te gaan doorspitten. Hij koos voor het laatste, was er drie jaar mee bezig en schreef er een aangrijpend boek over. Kassandra Goddijn, coach voor (volwassen) kinderen van ouders met psychische problemen en ervaringsdeskundige, herkende er veel in.

Alles draaide om haar
Diep onder de indruk ben ik van het boek van Rein Hannik over hemzelf en over zijn moeder Coef. Het is een spannend evenwicht dat hij schept tussen zichzelf en zijn moeder als hoofdpersoon. Precies het thema van haar aanwezigheid in zijn leven, want alles draaide altijd om haar. Voor de behoeften en noden van Rein en zijn zusjes was heel weinig plaats.

Het middelste van de drie delen waaruit dit boek bestaat, beschrijft puur háár leven. In de veertig dozen blijkt Coef alles wat zij meemaakte nauwgezet te hebben vastgelegd. Haar zoon werkt dat materiaal boeiend uit; een prachtig één-tweetje. En toch ligt met het eerste en derde deel erbij uiteindelijk de nadruk op Rein, op diens leven, op hoe hij zich emotioneel ontwikkelt. Herkenbaar en pijnlijk, en toch ook hoopvol, met name door de toonzetting van de schrijver.

Onveilig thuis
In het eerste deel beschrijft Rein zijn jeugd. Het is een voor lotgenoten herkenbaar verhaal. Overbescherming, fysiek en verbaal geweld, contactloosheid, gekte, suïcidepogingen… Veel kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) hebben met elementen ervan te maken gehad. Rein krijgt de hoofdprijs: het hele pakket. Hij beschrijft zijn jeugd ongezouten en met humor. Recht voor de raap van de onthutste lezer zonder enig sentimenteel vertoon. Als je als lezer al zo geraakt wordt, hoe moet het dan voor de kinderen geweest zijn?! Regelmatig blader ik naar de foto’s die zijn opgenomen in het boek, en dan vooral naar die ene van het complete gezin, waar kleuter Rein bij vader op schoot zit. Dat gezichtje spreekt voor zich. Angst. Een zeer gevoelig kind in een onveilig thuis.

Het is diezelfde grote gevoeligheid die hem uiteindelijk in staat stelt om dit boek te schrijven. Zo oordeelloos, zo zonder wrok, al schuift hij zijn eigen pijn niet onder het tapijt. Uit de veertig dozen vertelt Rein over de jeugd van het kleine Coefje in Indië (zie schilderij hieronder van haar ouderlijk huis in de tropen), de dood van haar vader, het jappenkamp waar ze belandt met moeder en zusje. Een plek waar zij leert om zich onopvallend te gedragen, op straffe van marteling of dood.

Drama-queen
Na de oorlog verhuist het gezin naar Nederland. De creatieve en gevoelige Coef gaat naar de kunstacademie in Den Haag (de schilderijen bij dit artikel zijn van haar hand, gemaakt in haar academieperiode en later als moeder in haar 'hobbykamer'). Coef krijgt als twintiger een verhouding met een kunstenaar die vervolgens haar hart breekt. Het duurt lang voordat ze de realiteit daarvan kan aanvaarden, een periode die ze bepaald niet in lijdzame stilte uitzit. Zij ontpopt zich als een drama-queen die je beter maar niet te veel kunt aanmoedigen in het uiten van haar leed.

Als ze met de vader van Rein trouwt, begint haar burgermansbestaan. Waar zij totaal ongeschikt voor blijkt. Er is veel huiselijk geweld, Coef kan nogal ongeremd losgaan op haar kinderen. Ook vader laat zich op dat gebied, onder invloed van alcohol, niet onbetuigd. Het huwelijk wordt allengs slechter, het isolement van Coef groter. Als Rein in de puberteit is, volgt de eerste zelfmoordpoging. Na een behandeling komt zij nog wel terug in het gezin, getemd en ongelukkig. Ze doet hartverscheurende pogingen om een normale moeder te zijn. Het is duidelijk dat het geen kwestie is van niet willen, maar van niet kunnen.

Gemaximaliseerd leed
Coef moeder dochtersNee, dan het leven als patiënt! Ze komt in therapie bij de bekende psychiater Jan Bastiaans, die een kampsyndroom constateert en Coef behandelt met zijn later omstreden geraakte LSD-therapie. Alles eruit schreeuwen en huilen is het adagium, iets waar Coef toch al niet veel aanmoediging voor nodig heeft. De LSD vergroot haar ervaringen flink uit en Bastiaans dringt daarbij zijn eigen interpretaties op. Die zijn ook niet gespeend van drama, zodat Coef het onderste uit de kan krijgt. Voor de rest van haar leven zal ze dat gemaximaliseerde leed claimen en koesteren.

Er volgen nog periodes waarin zij enigszins functioneert, maar de kinderen zijn dan al het huis uit en Rein heeft tientallen jaren lang slechts sporadisch contact met zijn moeder. Net als veel lotgenoten ervaart hij de noodzaak om de afstand groot te houden, voor zijn eigen gezondheid. Pas als zijn moeder als bejaarde in een echt gekkenhuis zit dat duidelijk haar eindstation is, begint hij de behoefte te voelen ‘om zijn vaders oogkleppen af te doen’ en haar te leren kennen zoals ze is. Er is weinig anders over dan gekte, waar Rein uiteindelijk met een zekere mildheid – en zelfs een soort respect – naar kan kijken. Ook als weinig meer dan een geraamte in een bed in een kale sterfkamer eist ze nog alle aandacht op. ‘Zelfs doodgaan kan ze niet normaal.’

Riskante actie
Na Coefs dood kiest Rein ervoor om die veertig dozen te lijf te gaan. Neemt er drie jaar de tijd voor. Het is een soort herhaling: hij dompelt zich daarmee onder in het leven van de vrouw die altijd de aandacht op zichzelf vestigde ten koste van haar kinderen. Een riskante actie! Uiteindelijk pakt het goed uit, anders lag dat boek er niet. Rein stelt zichzelf in de tekst op de achterkant de vraag of hij er goed aan heeft gedaan. Heeft hij zijn moeder met zijn boek uit zijn systeem geschreven, of haar juist dieper in zichzelf verankerd? Het is duidelijk dat hij veel op zijn moeder lijkt, zowel in de eigenschappen waar hij trots op is als in de minder gezonde facetten. Maar dat zou ook het geval zijn geweest als hij het boek niet geschreven had.

Coef vader met kindDe vraag of hij zijn moeder uit zijn systeem geschreven heeft of juist dieper in zichzelf verankerd, is een vraag die naar mijn mening voortkomt uit angst. Hij hoefde haar niet uit zijn systeem te schrijven en hij kon haar niet dieper in zichzelf verankeren. Hij is haar zoon, door haar gedragen en – voor een belangrijk deel – gevormd. Voor de helft afkomstig uit haar familie, waar zij niet de enige was met een psychische kwetsbaarheid. Geen mens staat los van zijn systeem. Afstand nemen uit angst kun je lang, soms een leven lang volhouden. Veel KOPP’ers kunnen daarover meepraten. Maar het werkt niet. Hoe meer je je schaduw verloochent, hoe harder hij zich manifesteert.

Je ouder niet loslaten werkt ook niet. Rein had van de dozen van zijn moeder een obsessie kunnen maken, net als zij van haar Indië. Misschien heeft hij dat ook wel gedaan en was dat nodig om van de uitersten in het midden terecht te komen.

Weer zoon geworden
De voorwaarde voor emotionele gezondheid is even saai als eenvoudig: het gaat om de middenweg. Niet te dichtbij en niet te ver weg. Niet te veel aandacht naar jezelf en niet te weinig. De meeste KOPP’ers moeten op dat gebied veel werk verrichten. Zij hebben nooit geleerd om de aandacht naar binnen te richten en zich af te vragen wat zij zelf nodig hebben. Als zij dat in de loop van hun leven niet alsnog leren, ligt herhaling op de loer.

cover CoefWat mij ontroert aan zijn boek is dat Rein door het te schrijven ervan weer zoon is geworden van zijn moeder. Hij omarmt daarmee zijn emotionele erfenis, hoeveel pijn die soms ook nog doet. Het geworstel blijft een leven lang, maar het scheelt een hoop als je dat kunt aanvaarden voor wat het is. Hoe prachtig verwoordt hij met dit boek het volwassen besef dat we allen kind zijn van onze ouders. Met alles erop en eraan, of we dat nou willen of niet.


Door: Peter Koch, live cartoonist at public debats, brainstorms and closed meetings

13 maart 2017

Iedereen die wel eens naar het geruis tussen zijn oren luistert en toekijkt hoe zijn brein daar een mistige soep van brouwt met haastig op elkaar gestapelde logische constructies weet dat de grens tussen een bruikbare onderhoudende geest en een slopende bijtende of zinloos zwevende geest erg vaag is. Ik kwam net een politiek statement tegen : “I don’t believe in nihilism anymore” van iemand die zo geschokt was door politieke ontwikkelingen dat hij zichzelf moest herijken. De schijnbare tegenstrijdigheid in de uitspraak geeft de grens aardig aan. Een mens die een stukje onbruikbaar of onlogisch denken na het waarschijnlijk stoer en lang gekoesterd te hebben beschouwt en van zich af gooit. Het vorige zelf als vergissing. Voor velen een onbereikbaar doel, hoe vaak we het ook proberen.

Ik ben wat aan het bekomen van het boek Coef van Rein Hannik. Ik kan het hier uit elkaar gaan zitten plukken maar dat is onnuttig en het boek onwaardig omdat ik het te mooi en persoonlijk vind. De uitgever IJZER geeft een samenvatting op haar site. Ik kan wel zeggen wat het met me doet. Daarvoor moet ik een tip van de sluier oplichten. Het boek handelt over zijn moeder’s leven die opgroeit met een kampverleden in Indonesië en langzaam ‘gek wordt’ eenmaal in Nederland en een paar keer haar leven probeert te beëindigen. In de handen van een behandelaar als prof. Bastiaanse lijkt het niet veel beter te worden. Na Rein's eigen jeugd en haar jeugd neemt die behandeling en het effect daarvan neemt een centraal deel van het boek in waardoor de invloed die mensen hebben op elkaar genadeloos in beeld komt. Coef dwingt bewondering af door haar mooie teken- en schilderwerk en haar onophoudelijke zelfregistratie. Wat ze tegenwoordig een selfie noemen is een zielige stuiptrekking vergeleken met de Paramount film die uit de momentopnames van Coef ‘s leven kan worden opgebouwd. Ze tekent en schrijft alles op dat ze meemaakt en vanuit die ook voor hem verrassende erfenis komt Rein Hannik tot dit fascinerende werk. De kracht van de schrijver schuilt in het feit dat hij het aan heeft gedurfd het te aan te pakken en het er heelhuids vanaf brengt. Dat het ook nog een krachtig boek oplevert met veel humor is de beloning van die durf en dat doorzettingsvermogen. Ik moet er niet aan denken mijn moeder van zo dichtbij te ervaren. Dat dit geheel mijn gebrek is mag duidelijk zijn. Mijn leven bestaat voor een groot deel uit weglaten, en ik vermoed dat ons brein daar de grote bestuurder in is. Wat je niet kunt gebruiken op een bepaalt moment laat hij grofweg niet zien. Ik zeg grofweg omdat ik vaak merk dat het brein daar niet erg precies in is. Flarden van onbruikbare externe prikkels en de spoken of schijnbaar verlichte momenten die dat met zich meebrengt verstoren mijn soezende bestaan. Van die inherente functie maak ik in het dagelijks leven dankbaar en bewust gebruik door me af te schermen van dat wat me kan blokkeren nog iets productiefs of leuks te doen.

Rein’s moeder lijkt daarentegen alles genadeloos te registreren. Alsof de volumeknop van het leven voortdurend op tien staat. Of ze nou verliefd is, boos of werkt aan haar carriére. Ze maakt de indruk van een vrijgevochten vrouw die naast de hele wereld ook zichzelf als onderdrukker aantreft. Dat is tegelijkertijd wat ze produceert en ongefilterd doorgeeft aan haar omgeving die zich niet kan afschermen en daardoor in haar bijzijn in hetzelfde universum belandt. Voor een kind is zelfbescherming dan een ondoenlijke taak. Iets ‘extreems’ integreren in je bestaan om later te ontdekken waarom het onleefbaar of in ieder geval zeer onwenselijk was is een belasting die sporen nalaat. Dat is iets dat voor heel veel mensen herkenbaar is denk ik. Het boek vraagt om een breed publiek. Het verhaal is ook van belang voor iedereen die iets met geestelijke zorg te maken heeft. Verder is het voor ieder die iets met het oude Indië heeft een aanrader. Door die brede herkenbaarheid én pure eigenheid is dit een bijzonder boek dat in alle Top Tien’s zou moeten staan. Oh ja, het leest als een trein.

Recensie van Coef door Peter Koch
Illustratie door Peter Koch


Door: Gaby den Held voor haar blog

11 oktober 2017 | link naar recensie op haar blog

De titel Coef : de weg van de waanzin, en de tekst op de achterflap waarschuwen je al: 'een achtbaanrit door een nucleaire persoonlijkheid.' Dit wordt een onverbloemd verslag over een krankzinnige moeder. Zet je maar schrap. Als je op de eerste bladzijde van de proloog bent weet je dat saillante details niet worden geschuwd. Zo recht voor z'n raap, agressief, egocentrisch en krankjorum als Coef is, zo onbesmuikt wordt het verhaal opgediend. Geen liflafjes. Stevige kost zal je vreten! En ja, soms is de sfeer zo claustrofobisch en zonder mededogen dat het je naar de keel grijpt. Maar waarom blijf je dan verder lezen? Omdat het verhaal, in al zijn hoekigheid, ook zo goudeerlijk, beeldend en vol humor is geschreven. Natuurlijk, het is geen kattenpis wat daar allemaal te berde wordt gebracht: opgroeien in een gezin waarvan de moeder steeds waanzinniger wordt. Maar gaandeweg sleept het verhaal je mee. En zoals Coef, die ondanks haar onhebbelijkheid mensen om de vinger kon winden, zo krijgt het verhaal je uiteindelijk toch in de greep en huiver je mee met haar gruwelijke ervaringen in het jappenkamp en verbaas je je over de LSD sessies die ze onderging bij de omstreden professor Bastiaans waar ze zo idolaat van was. En zit je samen met haar 'met een potje thee, twee rum en een pols van 120 door het raam te gluren' van het Witte huis, die chique tent aan de overkant van de Rhijngeesterstraatweg. En moet je glimlachen om haar botte opmerking: 'ik hoop dat er twee auto's tegen elkaar aan knallen. Dan gebeurt er tenminste wat.' Aan Coef is niet alleen een kunstenares, maar ook een vlijmscherpe en onbarmhartige comédienne verloren gegaan. En zo loop je de weg van de waanzin uiteindelijk helemaal af. In het hart sluiten doe je haar niet: die rare Coef. Die sympathie roept ze eenvoudigweg niet op. Maar fascineren doet ze je wel, tot de laatste letter.


Door: docent/coach MBO verpleegkunde Johan Atsma voor ggztotaal.nl

16 december 2016 | link naar recensie op ggztotaal.nl

Recensie van Coef door Johan Atsma
Klik op deze screendump om hem te vergroten


Door: Marianne Janssen voor leeskost.nl

14 november 2016 | link naar recensie op leeskost.nl

In de houdgreep van Coef, de moeder.

Als Coef, de moeder van de auteur overlijdt, heeft hij al vele rumoerige jaren met haar achter de rug, vol gruwelijk avonturen. Want moeder Coef mag ooit een gelukkig meisje zijn geweest dat onbezorgd in Indië opgroeide, ze wordt gebroken in een jappenkamp. Als ze dat kamp uiteindelijk toch overleeft en met moeder en zusje naar Nederland reist, staat haar daar nog een lang leven te wachten. Maar geen dag uit dat lange leven zal nog gelukkig zijn, ondanks alle pogingen die ze doet om een ‘normaal’ bestaan te leiden.

Ze volgt een opleiding, werkt vol animo in een medisch laboratorium. Probeert wat mannen uit met wie het uiteindelijk niets wordt. En dan ontmoet ze Hop, een huisarts in spe. Met hem trouwt ze en vanaf dat moment wacht haar een rustige toekomst als doktersvrouw en moeder van drie kinderen. Er kan weinig meer misgaan.

Maar er gaat heel veel mis. Want de demonen uit haar kamptijd dienen zich aan en laten Coef geen moment meer met rust, hoezeer ze ook tracht hen te verjagen. Ze schildert, ze tekent, ze schrijft, ze beeldhouwt, allemaal heel verdienstelijk. Maar haar kunstwerken bevrijden haar niet van haar altijd smeulende woede om wat haar is overkomen. Ze doet een poging een eind aan haar leven te maken, wordt op tijd gevonden en opgenomen in Oegstgeest, in de kliniek van de in kampsyndromen gespecialiseerde dr. Jan Bastiaans. Deze zenuwarts en psychiater hanteert bij zijn behandeling omstreden methodes als het toedienen van LSD om herinneringen opnieuw te beleven en al pratend te laten verdwijnen. Coef is dol op ‘Dokter Bas’. Maar ze geneest niet.

Rein Hannik is journalist. Hij schrijft al jaren filmrecensies en columns, is copywriter en webredacteur. Bij het overlijden van zijn moeder Coef erfde hij veertig dozen vol dagboeken, foto’s, geluidsopnames en weergaven van haar therapiesessies. Sinds die tijd houdt hij zich voornamelijk bezig met de analyse van dit materiaal.

Het is niet verwonderlijk dat Hannik benieuwd was naar de bron van moeders waanzin. Zij heeft het leven beheerst van zijn vader, zijn beide zusjes en van hem. Moeders immense buien van agressie hebben iedereen benauwd. In de dozen vol dagboeken leest hij wat Coef allemaal is overkomen. Als haar kampsyndroom haar paranoia maakt, wordt haar leven pas echt een hel. Na een periode in de kliniek werd ze weliswaar ‘beter’ verklaard, maar Coef voelde zich nergens meer veilig. Via een tweede zelfdodingspoging kiest ze voor haar definitieve verblijfplaats tot het eind van haar leven: een psychiatrische kliniek.

Als Coef tenslotte overlijdt rest de auteur, rest de lezer één vraag: is haar gekheid hiermee bezworen of heeft zij zich voor altijd vastgebeten in de persoon van de schrijver?

De zoon volgt de levensloop van zijn moeder gefascineerd, maar ook wat bezorgd. Hij begint zijn boek als de zoon die moeder bekijkt met een ‘macho-achtig’ taaltje, daarna duikt hij mee haar verleden in en dan overheerst het mededogen. Het is angstaanjagend, geschreven in een taal die regelmatig bijna ‘kortaf’ is om het tempo erin te houden

Een boeiend boek. Niet voor lachebekjes.


Door: Jolien Dalenberg voor www.allesoverboekenenschrijvers.nl 

6 november 2016 | link naar recensie op allesoverboekenenschrijvers.nl

Toen ik de flaptekst van Coef las, heb ik mezelf dit boek toe geëigend om te recenseren. Terwijl doorgaans toch de kinderboeken meer mijn afdeling zijn. Het intrigeerde me zo, dat ik benieuwd was naar de uitwerking er van. Het concept van Coef de Weg van de Waanzin? Schrijver Rein Hannik worstelt zich door 40 dozen vol dagboeken, geluidsopnames en foto’s van zijn moeder. Hierin doet zij bijzonder gedetailleerd verslag van haar leven dat begint in Nederlands-Indië en eindigt in het “gekkenhuis” Endegeest. De tussenstations zijn onder meer het Jappenkamp Banjoebiroe, de huizen aan de Heemraadsssingel waar het gezin jaren woont, de flat waar Coef in haar eentje woont en de Jelgersmakliniek. In die kliniek zijn de talloze geluidsopnames van Coef’s LSD trips. Haar therapie onder leiding van de destijds omstreden professor Bastiaans. Rein Hannik beschrijft eerst zijn eigen ervaringen met zijn moeder, die overkomt als een intelligente tijdbom die constant dreigt te springen. Daarna reconstrueert hij het leven van Coef vanuit haar perspectief. Een kort citaat waarmee de toon wordt gezet:

Een buitenstaander zou zich gemakkelijk vergissen in deze broze bejaarde. Haar lichaam is zo versleten dat haar endeldarm eruit hangt, heeft de broeder gezegd. Als ze gewassen wordt krijst ze het uit. Ik wil het niet weten. Medelijden met dit wezen kan je op een lel komen te staan.

Coef de Weg van de Waanzin voelt als een achtbaan in een tornado. Het begin is vergelijkbaar met het moment waarop het wagentje naar boven wordt getakeld. Een beetje hortend en stotend qua spanningsboog. Maar dat er een hevige storm nadert, is dan al voelbaar. Hoe verder in het boek, hoe harder de storm gaat waaien en hoe heftiger de achtbaanrit. Waarbij ik op het laatst het gevoel had dat het karretje uit de rails was geslagen en rond geslingerd werd door een enorme tornado. Want dat weet Hannik goed over te brengen. De heftigheid, de waanzin. Zelfs op papier is Coef een tikje beangstigend. Het boek heeft iets enorm beklemmends, zeker naarmate het einde nadert. Daarnaast was het voor mij boeiend om te lezen over hoe de Jappenkampen. Iets waarover ik wel eens gehoord had, maar wat nooit een onderwerp was tijdens geschiedenis. De foto’s die uit de archieven Coef en familie komen, zorgen voor iets extra’s. Na zo’n 160 pagina’s te zijn ondergedompeld in de vrouw Coef, zag ik over wie het ging. Net als Rein Hannik was ik aan het speuren of ik de waanzin in de ogen kon zien. Ze knalt op zijn minst van de foto’s af.

Eindoordeel Rein Hannik Coef de Weg van de Waanzin recensie
Rein Hannik heeft zichzelf een bijzondere taak gegeven, door dit boek over zijn moeder te schrijven. Coef de Weg van de Waanzin is een boek dat eigenlijk niet in woorden te vatten is. De hoofdpersoon is zo heftig, evenals de impact op de mensen om haar heen. Dat ze een behoorlijk intelligente vrouw leek te zijn, maakt dat ze je nog meer naar de strot vliegt. Eigenlijk een boek dat je zou moeten lezen, wil je begrijpen wat ik schrijf. En dat is best te moeite waard. Ik zou dit boek willen beoordelen met een +++ van de +++++ (zeer goed).


Door: Puck Vermeulen voor pucksrecensies.jouwweb.nl 

23 oktober 2016 | link naar recensie op pucksrecensies.jouwweb.nl

Over de auteur:
Op zijn website lees ik dat de auteur (1959) filmrecensent, columnist, copywriter en webredacteur is. Tegenwoordig schrijft hij vooral autobiografische verhalen. Zijn site is sowieso wel een bezoekje waard: er staan honderden filmrecensies (en columns), die hij sinds 1989 geschreven heeft voor diverse media. Coef is zijn debuut en gaat over zijn moeder.

Over het boek:
Een lichtbruin/gele voorzijde. Met een wazige foto van de hoofdpersoon, Coef. Dan in grote gele letters de naam Coef. Daaronder in het wit de ondertitel: De weg van de waanzin. En daaronder in geel de naam van de auteur. Rechts naast de naam van de auteur het logo van uitgeverij IJzer. Op de grotendeels witte achterzijde een foto van de auteur, gezeten tussen de door zijn moeder (Coef) achtergelaten dozen en documenten. Daarnaast een korte inhoud van het boek.

Het boek heeft 273 pagina’s, in een fijn lettertype en een bladspiegel met een grote rechtermarge. Het verhaal begin met een proloog (die de titel ‘einde’ heeft). Daarna is het verhaal in drie delen opgesplitst; elk deel ook weer in hoofdstukken. Zowel de delen als de hoofdstukken hebben een titel. Deel I heeft 5 hoofdstukken, deel II heeft 4 hoofdstukken en deel III heeft 3 hoofdstukken. Aan het eind nog een epiloog met de titel: de weg. Vervolgens nog een overzicht van alle geraadpleegde bronnen. Het boek bevat een aantal foto’s.

De korte inhoud:
Coef is een gelukkig jong meisje; ze woont met haar ouders in Indië. Het tij keert als ze met haar moeder en zusje in een Jappenkamp komt en haar vader verliest. Nadat ze, na de bevrijding uit het kamp, in Nederland komt, gaat het niet veel beter. Ze vindt Nederland plat en saai. Vervolgens beleeft ze een innige, heftige romance met een getrouwde kunstenaar. Als de man definitief voor zijn gezin kiest, stort ze zich eerst in haar werk en verbindt ze zich nadien aan een student medicijnen. De auteur van het boek, Rein, is de enige jongen in het gezin. Hij heeft een oudere en een jongere zus. En met zijn drieën zijn ze de kinderen van Coef en de huisarts. Hun vader heeft mede daardoor – zeker als de kinderen nog jong zijn - weinig tijd voor zijn gezin. Bovendien heeft hij praktijk aan huis, zodat de patiënten letterlijk door de woning lopen. Coef is creatief en ‘anders’. Geen mens is hetzelfde, en ook geen moeder. Maar Coef is wel een heel lastige vrouw om – zeker als (jong) kind – mee om te gaan. Ze is bij tijden suïcidaal, doet daartoe viermaal een poging en ze staat in ieder geval altijd in het middelpunt van het universum. Zelfs de behandeling van haar trauma is anders dan anders; ze is immers een pupil van dé professor Bastiaans. Hij houdt er bepaald omstreden werkwijzen op na (waaronder het gebruik van LSD).

Mijn mening:
Een zoon die een boek schrijft over zijn moeder. Dat klinkt niet zo bijzonder, maar dat vond ik het in dit geval wel. De zoon heeft in zijn leven regelmatig afstand genomen van zijn ouders en zussen en toch besluit hij, na de dood van zijn moeder, haar aantekeningen, tekeningen en cassettebandjes door te ploegen en haar verhaal te schrijven. In het begin en aan het eind van het boek merk je vooral hoe moeilijk het voor hem was, om met zo’n moeder te leven. Daarom vind ik het erg mooi dat het hele verhaal daar tussen toch zoveel warmte en toch ook een waardering c.q. begrip voor zijn moeder uitstraalt, met name als de auteur zelf ouder wordt. Bloed kruipt waar het niet gaan kan? Schrijnend vond ik dat Coef steeds weer dacht dat ‘vanaf nu alles beter zou worden.’ Helaas bleek dat telkens niet het geval. Waarschijnlijk (mede) door alle filmrecensies die hij heeft geschreven, hanteert Hannik een vlotte pen en is het verhaal zeker niet verstoken van humor. Zwartgallige humor, maar toch.

Jammer, dat ik over een aantal (minder dan tien) in mijn ogen redactionele missers struikelde. Een kniesoor (of redacteur in opleiding) die daar op let; de teksten eromheen zijn daar te mooi en te aangrijpend voor. Ik vind het boek een enorme aanrader. Misschien ben ik mede enthousiast omdat het boek gesitueerd is in een tijdsbeeld dat ik (als bijna leeftijdgenoot) herken. Maar vooral vind ik het, gegeven de omstandigheden, knap dat het geen klaagzang is geworden van een verongelijkte zoon over zijn waanzinnige moeder. Kortom: Maak tijd en maak kennis met Coef!

Coefje met hondje
Let op de oren van Coefs hondje