De Hollywood-allures van een filmpolder

Het was dit jaar weer treurig gesteld met het filmaanbod op de Nederlandse Filmdagen. Afgezien van de speelfilm 'Kracht', het indrukwekkende debuut van Frouke Fokkema, en enkele experimentele korte films van Frans Zwartjes en Paul de Nooijer had filmliefhebbend Nederland de afgelopen week met een gerust hart voor de videorecorder kunnen blijven hangen.

Toch waren kosten noch moeite gespaard om weer een luidruchtig circus rondom de films op te trekken. Veel tam tam, veel prijzen, veel borrels en bovenal veel praten over film. Want iedereen heeft wel een idee, een mening of een theorie. Over film. En wat moet je anders dan ouwehoeren over films als de films zelf slaapverwekkend zijn?

De Nederlandse Filmdagen: Little Hollywood?... Nah, vergeet het maar. Veel te weinig allure, veel te weinig show. Hoofdkwartier Pays Bas had weliswaar parkeerruimte gereserveerd voor limousines, maar Nederlandse sterren zijn meer van het fietstype. En trouwens: er zijn bijna geen filmsterren meer in Nederland. Het handjevol grote talenten dat we hier hadden, is naar de States verhuisd om Nazibeul of Anne Frank te spelen. En om in een Rolls te rijden.

Hier op de Filmdagen was het zoals gewoonlijk weer behelpen met producenten als Matthijs van Heijningen, die met zijn eeuwige Havanna, zijn Bentley en zijn stijlvolle maatpakken heel in de verte aan showbizz deed denken. Of we konden ons vergapen aan vet opgemaakte would be-actrices die in loeistrakke PVC-rokjes onopgemerkt auditie liepen in 't Hoogt. Je moet toch wat. Maar échte sterren, movie-stars, die waren ver te zoeken.

De Nederlandse Filmdagen is nu eenmaal een marginaal festival dat zijn bestaansrecht grotendeels ontleent aan de enorme studenten-populatie. Een festival voor studenten. Verder barstte het natuurlijk weer van de journalisten. Alle soorten: filmkenners met sterrencapsones, huis-aan-huis-verslaggevers met geleende perskaarten en natuurlijk de lokale televisie, die als een soort CNN bovenop het nieuws zat en heel treffend liet zien dat er geen nieuws was.

Geen films, geen sterren... wat had het jubileum ons dan in hemelsnaam wél te bieden? Talkshows. Veel talkshows. Veel gratis talkshows.

Hans Beerekamp, filmrecensent van NRC Handelsblad, was gastheer van cineasten in de Holland-zaal van hotel Pays Bas. 'De nazit' heette het. 'De Nazit' van afgelopen zaterdag had een elitair karakter. Niet dat Beerekamp zijn encyclopedische filmkennis misbruikte, of dat er met onbegrijpelijk jargon gesmeten werd, nee, het was de sfeer. Zo verschrikkelijk familiair. Te veel getutoyeer, te veel voornamen, te veel persoonlijke verwijten, te veel marginale problemen. Je kreeg de indruk ze er vooral voor zichzelf zaten.

Een stuk interessanter waren de gesprekken die Skrien-redacteur Mart Dominicus met regisseurs had. De opzet van de shows was even voor de hand liggend als doeltreffend: Dominicus stelde naar aanleiding van filmfragmenten vragen aan de cineasten over hun regiewerk in dat specifieke fragment. Die opzet leverde interessante antwoorden op. Zo werd uit de gesprekken duidelijk hoe verschillend regisseurs werken.

Otakar Votocek bijvoorbeeld, regisseur van de big budget-produktie 'Wings of Fame' bleek een bezeten man, die naar eigen zeggen zijn filmcrew zowel kapot-schold als respecteerde, terwijl Anette Apon ('Krokodillen in Amsterdam') met haar meisjesachtige charme juist voor een ontspannen sfeer op de set zorgde. Dominicus' gesprekken waren met name zo verfrissend, omdat ze de ambachtelijke kant van filmmaken beklemtoonden. Dat was hard nodig op de filmdagen; er werden al genoeg filmtheoretische zwetsvragen gesteld.

Vooral het Polmanshuis, zo'n beetje de meest arrogante tent van Utrecht, waar overspannen personeel zich verbeten een weg door het publiek elleboogt, was een epicentrum van filmtheoretische zwetspraat: 'Filmdagen Laat'. Een talkshow natuurlijk. De sfeer van talkshows wordt voor een groot gedeelte door de kwaliteiten van de gastheer of -vrouw bepaald; hij of zij moet over kennis, originaliteit, scherpte en vooral lef beschikken.

Nou, gastvrouw Gerdin Linthorst, filmrecensent van De Volkskrant en Filmkrant, kan een zekere filmkennis niet ontzegd worden, maar over de andere drie kwaliteiten beschikt ze absoluut niet. En het leek er veel op dat haar collega Charles Groenhuijsen alleen bij 'NOS Laat' was weggeplukt om met een bekend gezicht te scoren. Want Charles had niet veel interessants te melden.

Jammergenoeg kregen de gasten (cineasten) daardoor alle gelegenheid om eens uitgebreid over hun vak te filosoferen. En er is niets ergers dan filosoferende cineasten (nou ja, op filosoferende acteurs na dan). Vrijdag jongstleden werd de discussie dan ook regelmatig onderbroken door een dronken idioot die het forum geheel terecht verweet dat er domme vragen werden gesteld. 'Filmdagen Laat' had Adriaan van Dis-pretenties en Sonja Barend-peil. Gelukkig was de akoestiek zó belabberd, dat de helft van het gebrabbel verloren ging in het rumoer van het verveelde publiek.

Toch was het ook weer een talkshow die de Filmdagen even deed spetteren. Afgelopen zaterdag, in datzelfde stijve Polmanshuis. Al een kwartier voor aanvang was het er zó afgeladen dat er niemand meer inkwam. Zelfs niet met een perskaart. Vanwaar al die commotie? Niet omdat het een talkshow was; de meeste festivalbezoekers waren al lang suf geluld. Ook niet omdat de gasten (onder wie Willeke van Ammelrooy) nou zo vreselijk interessant waren. Zelfs niet omdat het thema van de avond ('Liefde in de film') zo aansprak. Nee, het publiek kwam vooral af op talkshow host Paul de Leeuw.

De Leeuw, een van de weinige beroepsdweilen die humor, sarcasme en zelfspot grof genoeg weet te combineren om een cynisch publiek te manipuleren, kreeg het Polmans Huis anderhalf uurlang moeiteloos plat. Hij gaf het publiek dan ook exact wat het wilde: entertainment. De Leeuws liederlijke imago plaatste het thema van de talkshow al bij voorbaat in een welkom ranzig perspectief. 'Liefde in de film' werd door zijn aanwezigheid al snel een understatement voor 'Seks in de film'.

Filmdagenvedette en eregast Willeke van Ammelrooy kreeg het dan ook flink te verduren. De Leeuw: "Ik ken jou van huis uit eigenlijk als foute vrouw. Dat komt door mijn moeder. Die zei dat ik niet naar je moest kijken omdat ik daar homofiel van zou worden." Zo'n gesprek dus. De Leeuw begon al snel over haar sexy imago. Maar Willeke ontkende steevast ooit een sekssymbool te zijn geweest: "Ik was voor mijn gevoel helemaal geen sekssymbool. Dat hebben ze er van gemaakt."

Niet erg geloofwaardig, en Paul zeurde gewoon door: "Maar jij ging wel erg ver. En dan keek je er bij van 'zal ik verder gaan? Ja toch!? Ja toch!?'." Zaal lachte. Willeke ook; ze is een goed actrice. Toen sneed Paul Willeke's Franse 'Tiroler' soft pornoverleden aan. En de genadeloze kritiek. Ammelrooy reageerde op de defensieve, nuchtere toon die ze het hele gesprek door volhield: "Als je succes krijgt, moet je gewoon klappies."

Veel reden tot hilariteit gaven ook Willeke's anecdotes over de stand-in die ze ooit kreeg voor een bepaalde blootscène. Ze vond dat wel chic, maar voelde zich tevens beledigd. Volgens haar vrijt ieder mens anders, en zou het publiek onmiddellijk gemerkt hebben dat dit ingehuurde lichaam niet bij Willeke's filmkarakter hoorde. Daarop vroeg Paul haar met een vuile grijns of ze bij die liefdesscènes van de Method Acting Theory uitging. Je echt inleven dus. Het antwoord was niet te verstaan. De hele zaal lag plat.

Verder werd er flink geboomd over Willeke's favoriete liefdesscènes (had ze niet), Willeke's favoriete tegenspeler in liefdesscènes (geen voorkeur, zolang het Marco B. maar niet was), erecties van tegenspelers (traden nooit op), seks vóór, na of tijdens de opnames (gebeurde niet), Willeke's mogelijke seksuele concessies om een rol te krijgen (nooit gedaan). En over Willeke's langverwachte memoires, waarin De Leeuw onmiddellijk een parallel met Bette Davis zag. Het publiek kwam niet meer bij.

Ja ja, je lacht wat af op de Nederlandse Filmdagen. Tot je er bij neervalt. Maar zonder gekheid: hoe zou het anders kunnen? Niet zo moeilijk. Wat de films betreft, zou het geen kwaad kunnen als er - in navolging van Rotterdam - ook in Utrecht een 'Nacht van de pers' werd geïntroduceerd. Een grove selectie door filmkenners. Niet dat filmrecensenten per definitie een betere smaak hebben dan Jan-met-de-pet, maar het publiek hoeft zich dan niet noodzakerlijkerwijs een weg door de hele mestvaalt heen te vreten om eindelijk eens een goede film voorgeschoteld te krijgen.

Wat de nevenactiviteiten betreft, zou er meer nadruk op de ambachtelijke aspecten van filmmaken gelegd kunnen worden. Het is tenslotte een uiterst fascinerend vak, en de meeste cineasten kunnen enthousiast en leerzaam over hun beroep vertellen. Maar laat ze in godsnaam niet filosoferen. Dat is hun vak niet. Want laten we wel zijn: over films moet je zo min mogelijk praten. Je moet ze maken, je moet ze leren maken of je moet er naar kijken.