Polderproblematiek in politieke context

Het is begrijpelijk en soms terecht dat filmliefhebbers een vooroordeel koesteren tegen films uit derde wereldlanden. Om twee redenen. Om te beginnen wekt het opgeklopte engagement van de filmdistributeurs de nodige ergernis op; zij geven vaak meer publiciteit aan de problemen die de regisseurs ondervinden bij het draaien van hun produktie dan aan de produktie zelf. Natuurlijk: censuur, celstraf, verbanning en marteling zijn uiterst serieuze zaken die nooit genegeerd mogen worden, maar soms lijkt dit leed de film (onbedoeld) een artistieke meerwaarde te verschaffen.

Tweede irritatie is de tendentieuze overwaardering van critici en 'kenners'. Deze antropologische mildheid is geschoeid op een, in blank schuldbesef gedrenkt, burgerrespect voor kunst van Vreemde Volkeren, en resulteert in een batterij van misvattingen: een rammelende plot wordt opeens beschouwd als een doelbewuste non-lineaire scenariostructuur, toneelmatig acteerspel als markant expressionisme, een zeikerig tempo als filosofische diepgang, en masturbatief camerawerk als kunstzinnige fotografie. Maar let's face it: ook in ver-van-mijn-bed-landen worden soms shitfilms gemaakt. Martelpraktijken of niet.

'Bashu', een film van de Iraanse regisseur Bahram Beizai, zou gemakkelijk slachtoffer kunnen worden van deze vooroordelen. Zo wordt de persmap, opgesteld door distributeur Cinemien, overheerst door een wel zeer uitgebreid verslag van de politieke problemen die Beizai ondervond bij het schieten van 'Bashu'. Verder wekken de begeleidende perscitaten de nodige argwaan op: 'Beautiful fluid, startling images of rural Iranian life' (oftewel: aapjes kijken?), 'Een zeer gedurfde...indrukwekkende film', (oftewel: politiek pamflet?). Maar laat u niets wijsmaken. 'Bashu' is de moeite waard.

Bashu is de naam van een jochie dat opgroeit in het door de oorlog (met Irak) geteisterde Zuid-Iran. Als zijn familie is weg gebombardeerd, en hijzelf voor zijn leven moet rennen, springt hij achterop een vrachtwagen die hem naar Verweggistan brengt. Tenminste: dat denkt hij. In feite is hij in Noord-Iran aangekomen, waar geen olieraffinaderijen maar primitieve boerderijen het landschap domineren, en waar mensen een andere taal spreken, blanker zijn, en er rare gewoonten op nahouden. Een andere wereld.

Bashu is volledig uitgehongerd maar wordt 'geadopteerd' door boerin Nai die behalve de zijne nóg twee andere monden te voeden heeft, en bovendien de hulp van haar rondreizende man mist. Nai moet dus een groot hart hebben. De plaatselijke dorpsbevolking wil echter niets van deze zwarte indringer weten, en laat Nai in haar sop gaar koken. En als dan ook haar man nog eens thuiskomt en een derde hongerige smoel aantreft...

'Bashu' had in de Achterhoek opgenomen kunnen zijn. De onvoorwaardelijke warmte van de ploeterende boerin afgezet tegen de discriminatie, de argwaan, en de hetzes van de kleinburgerlijke buren zijn immers de basisingrediënten van de doorsnee plattelands-film. Bovendien vervalt het acteerwerk van de jongen vaak in Herman Heijermans-motoriek, en zijn de kluchterige grappen niet van de lucht. In veel opzichten is 'Bashu' dus geen opstekertje.

Echter, wat van de doorsnee polderfilm niet gezegd kan worden, en wat deze Iraanse film zo parmantig maakt, zijn de vele subtiliteiten. Met name de merkwaardige lokroepen waarmee Nai de aandacht van adelaars en everzwijnen trekt, de body music van Bashu en de plantendans van buurtjongetjes tillen de film boven de middelmaat uit. Bovendien kun je je vergapen aan de krachtige uitstraling van hoofdrolspeelster Susan Taslimi.

Wat de politieke context betreft; het is niet verbazingwekkend dat de Iraanse censuur onraad rook. Met zaken als oorlogsellende, individualiteit, armoede, en respect voor andersgekleurden heeft het fundamentalistische regime nu eenmaal weinig op. In ieder geval is de situatie in Iran zó grimmig dat actrice Taslimi afzag van een door Cinemien georganiseerd forumgesprek. Dat is wel even wat zorgwekkender dan onze Achterhoekse spruitjesproblematiek...