Naadloze zelfspot

Metafilmkunst, films over het maken van films, ‘t heeft al snel iets zelfgenoegzaams. Er zijn uitzonderingen, zoals het hilarische Living in Oblivion (’95) waarin de onafhankelijke filmwereld op de hak genomen wordt. Maar de nu al gedoodverfde filmhuisdarling Birdman van Alejandro González Iñárritu toont aan hoe masturbatief dat navelstaren kan worden.

De synopsis is veelbelovend: een has been filmster die meer dan 20 jaar geleden gescoord heeft als superhero Birdman (gespeeld door Michael Keaton die meer dan 20 jaar geleden gescoord heeft als superhero Batman) probeert zich met een off-off-Broadwaystuk te rehabiliteren als acteur. Michael Keaton die de draak steekt met Michael Keaton dus.

Probleem is dat Keaton niet alleen bekend is als filmster maar ook te boek staat als gerespecteerd, intens acteur. Die zelfspot stinkt dus een beetje. Daarbij is de meedogenloze kijk die Birdman biedt op Hollywoods ego’s, frustraties en artistieke corruptie een stuk makkelijker scoren dan bijvoorbeeld het persifleren van de o zo authentieke filmhuisfilmwereld. Gelukkig worden we ook getrakteerd op enkele vette grappen (Ed Norton met erectie-‘prop’), tot de humor aan dramatiek begint te schuren. Wat wringt met de ironische personages.

Regisseur Iñárritu probeert het verhaaltje te faceliften met wat filmtrucs. Zo zit zijn camera claustrofobisch dicht op de personages, danst hij als een paparazzo om hen heen, alsof ie ons onder de neus wil wrijven dat zijn toneelstukje toch écht geen toneelstukje is. Verder last hij de scènes onzichtbaar aan elkaar waardoor de film uit één lang shot lijkt te bestaan. Een cinematografische hoogstandje, maar vooral een pretentieus stijlmiddel dat afleidt van een verhaaltje dat maar niet wil afronden.

Dus. Als de jazzy drumscore (zó NYC!) na twee uur plaats maakt voor de violen van Rachmaninof en wij geacht worden mee te leven met een bevrijde Birdman, zijn we reeds aan het wegdromen over Keaton die terugkeert als een Batman Sr. Zonder tongue in beak.

Birdman
Bat bird