De onderwereld als kitscherig psychopatenparadijs

Martin Scorsese staat bij sommigen te boek als 's werelds grootste, nog levende regisseur. Toch heeft hij nooit een Oscar gewonnen. Deze 'boycot' van de Academy of Motion Picture Arts is te verklaren uit Scorsese's impopulaire thema's die bol staan van realistisch geweld, maar vooral uit zijn voorkeur voor weerzinwekkende protagonisten; of het nu de paranoïde bokser is die zijn vrouw mishandelt in 'Raging Bull' of de Vietnamveteraan die een bordeel uitmoordt in 'Taxi Driver': Scorsese's helden zijn onmogelijk identificeerbaar.

Probleem is dat de regisseur van zijn feel bad genre afhankelijk is. Zodra hij daarvan afwijkt, verliest hij zijn scherpte ('The Color of Money') of zakt hij zelfs af tot middelmaat ('After Hours'). Zijn laatste film 'Casino' is weer een indrukwekkend gangster-epos dat alle kans op een Oscar verspeelt vanwege zijn extreme 'feel bad' karakter. Bovendien zullen fans fronsen bij de talrijke talrijke déjà vu's en onnodige pretenties.

1973, Las Vegas. Ace Rothstein (Robert de Niro) is een beroepsgokker met zoveel 'talent' en connecties, dat hij in Las Vegas een casino mag runnen waarvan de opbrengst ten goede komt aan de mafia. Dit harmonische zwendelparadijs komt onder druk te staan als Nicky (Joe Pesci), een killer en vriend van Ace die de orde moet handhaven, te veel concurrenten overhoop schiet. Bovendien is Ace's vrouw (Sharon Stone), een geldhongerig ex-hoertje, niet opgewassen tegen haar gouden kooi en gaat aan de drugs. Ace kan deze ongeleide projectielen maar met moeite corrigeren, en als Ginger iets met Nicky krijgt en Ace's dochter ontvoert, moet hij harde beslissingen nemen.

Scorsese heeft het scenario van Casino geschreven in samenwerking met Nicholas Pileggi, die medeverantwoordelijk was voor het script van 'Goodfellas'. Dat is te merken. 'Casino' barst van de echo's uit 'Goodfellas': de gedetailleerde kijk op de georganiseerde misdaad, het hoge tempo, de zwarte humor, de voice-over, het misselijkmakende geweld. Was er in 'Goodfellas' nog sprake van een 'sympatiek' hoofdpersonage (Ray Liotta), Casino wordt uitsluitend bevolkt door psychopaten.

De Niro is een berekenende zakencobra met maagzwaar in plaats van geweten, Joe Pesci een sadistische killer die tegenstanders met hun hoofd in de bankschroef stopt, Sharon Stone een junkiebitch die haar dochter vastbindt als ze geen oppas kan krijgen. De acteurs spelen onberispelijk (Stone is onverwacht emotioneel), maar als je drie uur lang met zulke figuren meeleeft ben je emotioneel gesloopt.

Scorsese probeert deze aderlating te compenseren met een dure art direction, waardoor de film eenzelfde kitscherige uitstraling krijgt als Las Vegas. Deze opsmuk versterkt hij nog eens met het virtuoze, rusteloze camerawerk van (Oliver Stone's) Robert Richardson, en met meer dan zestig (!) popsongs die werkelijk iedere scène dichtsmeren. Casino is zo ontstellend knap gemaakt, zo'n feest voor het oog, zo'n fascinerend portret van de casinowereld, dat je bijna over het hoofd ziet hoe onaangenaam en pretentieus hij is.