Het ad hoc feminisme van een chagarijnig mode-icoon

‘Coco avant Chanel’ verhaalt de opkomst van Franse modeontwerpster en -icoon Gabrielle ‘Coco’ Chanel (1883-1971). Dat begint in de schrijnende armoede van het weeshuis waar ze, na het overlijden van haar moeder, op haar zevende is gedumpt. Dertien jaar lang wacht ze daar tevergeefs iedere dag op de terugkomst van haar vader. Maar in het weeshuis wordt ze wel opgeleid tot naaister, waardoor ze later zelfstandig in haar onderhoud kan voorzien. Ze schnabbelt bij met liedjes zingen in het plaatselijke café. Daar ontmoet ze de bourgondische baron Balsan, die de frêle Chanel wil inpalmen. Voor seks is de nuchtere Coco wel te porren. Maar meer ook niet: she’s her own woman.

Dat protofeminisme blijkt echter flinterdun: als ze het gehucht ontvlucht is om in Parijs een toekomst op te bouwen, blijft ze halverwege hangen in het kasteel van de baron. Terend op diens zak, mopperend op diens gasten. Maar Coco is niet helemaal van steen. Ze wordt zelfs verliefd, op de verkeerde uiteraard. Onderwijl bestudeert ze de kleding van de burgerij. En weet ze ook precies wat daar allemaal aan schort.

Voordat de eindcredits van ‘Coco avant Chanel’ verschijnen benadrukt regisseur Anne Fontaine hoe uitzonderlijk het is dat een vrouw in die tijd een imperium wist op te bouwen, in een door mannen gedomineerd segment. Het lijkt wel alsof ze met deze open deur het karakter van haar hoofdpersonage wil legitimeren. Want de jonge Chanel, gespeeld door een non-stop eendebekjestrekkende Audrey Tautou (filmhuis darling ‘Amélie’) komt eigenlijk geen moment sympathiek over. Natuurlijk was een overdosis assertiviteit voor een ambitieuze vrouw rond de eeuwwisseling een absolute noodzakelijkheid, maar deze Coco is chagarijnig op het anti-sociale af. Ze beschouwt de liefde als een groot gevaar, waarbij je “onderworpen wordt als een hond”, die het betreurt dat je een man nodig hebt voor seks.

Haar humorloze, kettingrokende persoonlijkheid (waar uiteraard een getraumatiseerde kinderziel achter schuilgaat) zou nog verteerbaar zijn geweest zijn als ze de consequenties van haar cynisme had gedragen. Maar Coco parasiteert op de mannen wier levenswijze ze veracht: de burgerlijke baron die haar met zijn Oude Geld klein wil houden, en de love of her life die, ondanks zijn huwelijkse keuze voor een rijke Engelse, haar lover blijft en van wie ze ook nog eens een lening accepteert om haar zaakje in Parijs op te zetten.

Soit. Het zijn feiten, het is een biopic. Wat ‘Coco avant Chanel’ tot een mislukte film maakt is het gebrek aan passie. Geen moment wordt er een visionaire couturier-in-notendop aansprekelijk verbeeld. Coco knipt wat pakken en jurken uit de garderobe van de baron aan gort, en we zien haar wat frutselen aan de costuums van lokale theateracteurs, maar dat is toch geen visual storytelling van het ontspruitend mode-genie dat deze Chanel zou moeten wezen.

Wat de film ook had kunnen redden was een ander perspectief. Dat van de baron (Benoît Poelvoorde, de laconieke killer in ‘C'est arrivé près de chez vous’). Ogenschijnlijk een sukkel, maar tenminste een Mensch. Je ziet hem worstelen met zijn gevoelens voor Coco. Hij wordt gek van haar, maar heeft haar ook nodig. Hij is boos op haar maar is ook door haar geïntrigeerd. Eigenlijk staat de baron, in al zijn gemankeerdheid, voor meer passie dan de hele Coco. Niet zo vreemd dat het enige roerende moment in de film hun afscheid is - in wezen het afscheid tussen vader en dochter. Zijn verhaal over de jonge Coco Chanel was een stuk fascinerender geweest.

Coco avant Chanel
Coco in de armen van haar vaderfiguur, de baron