Oorlogsverheerlijking in zwart feministisch jasje

Nog voordat Saddam Hoessein gecapituleerd had was duidelijk dat de Golfoorlog voor instant Hollywoodmateriaal zou zorgen. Niet alleen leverde ze een dikke zege op voor de Amerikanen, volgens CNN's propaganda was ze ook nog eens ethisch verantwoord: de high-tech bombardementen waren zo secuur uitgevoerd dat er nauwelijks slachtoffers onder de burgerbevolking waren gevallen. Een heel wat fotogenieker situatie dan het baby killer-debâcle van Vietnam.

Maar was Hollywood er destijds als de kippen bij ­ het had al tientallen Vietnamfilms geproduceerd terwijl de jongens nog in bodybags afgevoerd moesten ­ het heeft zes jaar gewacht met zijn eerste big budget Golfoorlog-film 'Courage under Fire' (regie: Edward Zwick). Wellicht dat de filmindustrie extra voorzichtig te werk wilde gaan in deze gevoelige tijden.

'Courage' schermt in ieder geval met twee politiek zeer correcte troeven: een zwarte acteur in de hoofdrol en een heldenrol voor een vrouwelijke soldaat. Heel netjes. Maar hoe zit het met de Irakezen?

Lt. Colonel Serling (Denzel Washington) is veteraan van de Golfoorlog. Hij krijgt opdracht om de acties van de gesneuvelde Captain Walden (Meg Ryan) door te lichten als zij postuum in aanmerking komt voor de Medal of Honor. Walden is omgekomen tijdens een heldhaftige reddingsactie op bezet grondgebied.

Het Pentagon zou maar al te graag zien dat deze jonge moeder als eerste vrouw werd onderscheiden, maar Serling is niet zo rap klaar met zijn rapport: de overlevenden geven tegenstrijdige getuigenissen af. In de ene versie blijkt Walden een macha geweest te zijn die haar manschappen als een kloek beschermde, in een andere een huilebalk die het onder extreme omstandigheden liet afweten.

Ondertussen staat Serling zelf ook onder druk. Tijdens de oorlog heeft hij als tankcommandant een cruciale inschattingfout gemaakt waardoor een 'eigen' tank werd opgeblazen. Het Pentagon wil deze fout de doofpot in stoppen, maar Serling weet van geen wijken.

'Courage under Fire' riekt naar oorlogspropaganda. Net als in de Vietnamfilms wordt de vijand afgeschilderd als een schimmige Untermensch die je zonder wroeging kan neerknallen. De ontmenselijking van de Irakezen wordt zelfs uitgesproken: Waldens peloton heeft het steeds over 'assholes die je moet afmaken', waarop de zwarte Serling instemmend moet grijnzen. De kijker grijnst mee, want Serling is zwart en dus legitiem.

Zwick flikt hetzelfde als in zijn Burgeroorlogdraak 'Glory', waarin anti-racisme en oorlogsverheerlijking hand in hand gingen. Buitengewoon sluw. Zwicks' feministische flirt is aanzienlijk doorzichtiger: Meg Ryan, die haar truttenrollen maar al te graag eens verruilde voor een heldin à la Sigourney Weaver, mist ieder vonkje charisma en werkt zelfs op de lachspieren met haar gesnauw.

Wat rest zijn enkele spannende flash-backs van bommen & granaten, maar die hebben we al honderd keer eerder én beter gezien in, pak 'm beet, Vietnamfilm 'Platoon'. En dat was tenminste eerlijke propaganda.