De Archie Bunker in Dirty Harry

Clint Eastwood heeft vanwege zijn Dirty Harry films wel eens het verwijt van racisme naar zijn hoofd geslingerd gekregen. Niet helemaal onbegrijpelijk: inspector Harry Calahan vertoonde reactionaire trekjes en het boeventuig in de ‘Harry’- films was vaak een ethnische minderheid. Niettemin ergerde Eastwood zich dood aan dergelijke oordelen. “Ik hoor niemand over het feit dat we rollen creëerden voor zwarte acteurs.”

Tijdens de pre-productie fase van Eastwoods laatste film ‘Gran Torino’ deden er geruchten de ronde dat het een vijfde Dirty Harry zou worden. Sinds een bijna-pensioengerechtigde Stallone zijn Rambo heeft durven reanimeren is een 78-jarige Dirty Harry niet ondenkbaar. Maar Clints personage heet dit keer geen Harry, is geen politieman en is zó fout dat hij weer correct lijkt.

Weduwnaar Walt Kowalski (Clint Eastwood) houdt niet van verandering. En zijn wijk is ingrijpend veranderd. Ooit een samenleving van blanke arbeiders die - net als hij - werkzaam waren bij Ford, wordt de buurt nu voornamelijk bevolkt door geïmmigreerde Hmong, een volk uit Zuid-Oost Azië. Als Korea-veteraan heeft Walt heeft niets op met deze ‘spleetogen’. Maar dat geldt ook voor alle spades, gooks, spics, en greasers.

Toch heeft Walt een hart. Als zijn Hmong-buren belaagd  worden door lokale gangsters staat hij zijn mannetje met antiek oorlogsgeweer. De Hmong dochter grijpt de gelegenheid aan om contact te maken met de brombeer. Ze laat hem zien dat haar volk geen honden op de barbecue legt (“alleen katten”). Ook met de zoon des huizes, die notabene eerst Walts klassieke Ford Torino probeert te stelen, bouwt hij een band op. En als de gangsters de jongen wil inlijven voor hun gang, kan de veteraan niet passief toezien.

Clint Eastwood mag dan een broertje dood hebben aan politieke correctheid (“alsof je op eierschalen loopt”), hij heeft de moraal van zijn hoofdpersonage sluw gedoseerd: Kowalski’s racisme is zo overdreven dat je het geen moment serieus neemt. Sterker nog, zijn misantropie geeft hem een ruw soort charme.

Wat ‘Gran Torino’ wel ondermijnt is de nadrukkelijke stijl. De acteur Clint schmiert er op los, waarbij zijn gebrom met close-ups nog eens wordt uitvergroot. Ook als filmmaker trekt hij zich weinig aan van de gulden regel ‘show, don’t tell’: hij laat Walt de kern van het verhaal gewoon uitspreken: “Ik heb meer gemeen met deze spleetogen dan met mijn eigen verwende familie.” Het is duidelijk dat Clint op een zo breed mogelijk publiek heeft ingezet. Met succes, want het is zijn meest lucratieve productie tot nu toe.

Gelukkig valt er ook zat plezier aan ‘Torino’ te beleven. Een enthousiaste, sterk spelende jonge cast, een paar heerlijk foute grappen en een ronduit verrassend einde. Toch hoop je dat Clint zich aan zijn voornemen zal houden en voortaan alleen nog achter de camera plaats zal plaatsnemen, want hij is geen Harry meer en zal nooit een Archie worden.

schmierende Clint
Clint Eastwood: schmieren als buurtpreventie