De beschermengel van een overspelige pizza-man

Lachen stimuleert lachen. Althans: er bestaat een theorie binnen de psychologie die beweert dat je spontane lachsalvo's kunt rekken met "geforceerd" gelach. Voorbeeld: als een komiek of een verhaal anderhalf uur schateren belooft, maar het resultaat op het witte doek valt af en toe tegen, dan ben je bereid je oprechte schaters over de blindgangers uit te smeren. Een kwestie van goede wil.

Het verhaaltje van 'I love you to death" van Lawrence Kasdan kweekt bij uitstek goede wil. Joey Broca (Kevin Kline) is pizzabakker, huisbaas, huisvader en enthousiaste allesneuker. Rosalie (Tracy Ullman) is zijn goedgelovige en liefhebbende echtgenote, Oostindisch blind voor zijn hormonale escapades.

Als ze er bij toeval achter komt waar Joey 's middags zijn deegrol insteekt, stort haar droomprinswereldje met een klap in elkaar. Maar lang treurt ze niet. Ze wil wraak. Joey moet eraan. Samen met haar moeder, een inwonend Joegoslavisch monster, huurt ze een lokale killer die voor een paar tientjes Joey's schedel wel wil inslaan. Geen probleem. Maar Joey blijkt een beschermengeltje te hebben: de huurling slaat mis en Joey werkt hem met een flinke schop over de schutting heen.

Plan B. Moeder en dochter stoppen een gezinspak slaaptabletten in zijn spaghetti. Maar Joey's beschermengeltje is van vooroorlogse kwaliteit: niks geen coma. Na de maaltijd laat Joey een paar stevige winden, zeurt over zware spijsvertering en gaat verzadigd een tukje doen. Ten einde raad laten de vrouwen Devo, een keukenhulpje uit de pizzeria, de slapende joey voor zijn knar schieten. Maar ook nu laat zijn engeltje hem niet in de steek: na het schot ontwaakt Joey met knorrende maag en lichte koppijn. Alsof hij een kater heeft.

That does it. Tijd voor professionals: Harlan en Marlon. Ooit bij de marine, nu zó zwaar aan de dope dat ze halverwege de aanslag niet meer weten wie ze zijn, waar ze zijn en wie ze moeten neerschieten. Maar schieten zullen ze. En raak.

De synopsis van 'I love you to death' belooft een avondje schuddebuiken. Ook de personages staan garant voor een vette schaterlach: Kevin Kline schittert als onverstoorbaar genotsorganisme en William Hurt is geknipt als wezenloze dopekiller. Toch maakt de film zijn beloftes niet continu waar. Te flauw, te zachtaardig, te vriendelijk. Te veel blindgangers.

Gelukkig kun je met een spontane bulder van wal steken, want de film opent met de grappigste biecht uit de geschiedenis van het Christendom. Daarna is het een kwestie van goede wil. Gewoon doorlachen.