Steven Soderbergh overtreft zichzelf met historische familiefilm

'Sex, Lies, and Videotape' is typisch zo'n pretentieuze film die om de hoon van cynische critici schreeuwt. Je kunt hem immers gemakkelijk bagatelliseren als een veel te intellectualistische metafoor voor bios-voyeurisme, of simpelweg als een kunstacademieproject dat zich verslikt heeft in een ongewenst happy end.

Maar het debuut van Steven Soderbergh, waarmee hij in 1988 de Gouden Palm in Cannes wegkaapte, straalt meer talent dan pretentie uit: de claustrofobische mis en scène en dito dialogen roepen een unieke, semi-surrealistische sfeer op, terwijl James Spaders charismatische spel het trance-gehalte van Hopkins' rol in 'Silence of the Lambs' benadert. 'Sex, Lies, and Videotape' is een zeer originele film.

Maar pretentieus. En misschien zijn die pretenties Soderbergh indertijd een beetje naar het hoofd gestegen. Want na de ovatie in Cannes reisde hij af naar Praag om daar, in de voetsporen van collega debutant-genie Orson Welles en geruggesteund door een prestigieuze cast (Jeremy Irons, Alec Guinness, lan Holm, en jawel, Jeroen Krabbé), een filmversie van 'Das Prozess' van Franz Kafka te draaien. An American abroad. Maar Europa zat niet te wachten op een Amerikaanse bubblegumversie van 'zijn' klassieker, en Amerika zat niet te popelen op een verfilming van een deprimerende 'Oost-blokroman.

Het publiek bleef weg en de pers kraakte af. Soderbergh werd gedegradeerd tot arti eendagsvlieg. Zijn nieuwste film, 'King of the Hill', zou hem echter in ere moeten herstellen. En meer dan dat. Soderbergh bewijst zich hiermee als een subtiele, intelligente en vooral humoristische vakman, die tot de top van Amerikaanse cinematografie behoort,

'King of the Hill' is gebaseerd op de jeugdherinneringen van A.E. Hotchner (bekend als chroniqueur van vriend Ernest Hemmingway) die opgroeide als immigrantenzoon tijdens de Depessie in St. Louis. In de film wordt hij gespeeld door de dertienjarige Jesse Bradford. Samen met broertje, werkloze vader (Jeroen Krabbé) en zieke moeder woont hij 'voorlopig' in een vlooienhotel.

De rekening loopt echter genadeloos op. En als moeder naar een sanatorium moet, broertje bij verre familie gedumpt wordt, en vader op reis gaat om onverkoopbare horloges te slijten, blijft Aaron alleen achter in een universum dat gevuld lijkt met vijanden: een hoteleigenaar die hem op straat wil zetten, een ongeschoren hotelpiccolo die op de bezittingen van de familie aast, en een politieman die hem voor het minste of geringste bij de lurven grijpt. Maar Aaron is een vindingrijke knaap, en krijgt survivaltips van de stoere Lester, een street wise puber die ook in het hotel overleeft.

'King of the Hill' is typisch zo'n historische familiefilm die Steven Spielberg gemaakt had willen hebben, maar waarvoor hij het raffinement had gemist. Soderbergh doseert zijn sentimenten subtieler, regisseert zijn (kinder)acteurs minder nadrukkelijk en hoeft zich niet voortdurend achter actiescènes te verschuilen.

Bovendien heeft hij meer gevoel voor authenticiteit en waarschijnlijkheid: de sfeer van het zompige hotel ademt bijna nonchalant de deprimerende, wanhopige lethargie van de Depressie uit, terwijl de hotelgasten weliswaar ais markante personages worden gepresenteerd, maar nooit ais karikaturen. En zelfs qua entertainment doet Soderbergh niet onder voor de mogul; 'King of' the Hill' zit vol boordevol gein, verdriet en spanning.

Maar meer nog dan Soderbergh verdient hoofdrolspeler' Bradford (speelde ondermeer de zoon van Harrison Ford in 'Presumed Innocent') pluimen in zijn reet. Niet zozeer omdat Bradfords ontwapenende reeëogen (die doen denken aan die van het knulletje uit de televisieserie 'The Wonder Years') moederharten doet smelten, maar vooral omdat zijn natuurgetrouwe acteerspel simpelweg respect afdwingt: hij speelt Krabbé bij voorbeeld faliekant van de tafel.

De ironie wil overigens dat Bradford als eerste op de auditie verscheen en door Soderbergh onmiddellijk als 'de ware' werd herkend, maar dat de regisseur contractueel gedwongen was om ook nog een paar honderd andere pubers te testen. Wat de casting van Krabbé betreft: ik kan me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat Soderbergh hem vroeg om de film een Europees karakter te geven. Onnodig, want juist met deze door en door Amerikaanse film bereikte hij de kwaliteit van de door hem zo benijde Europese cinema.