Romance is redding voor sociaal realistisch drama

Filmjournalistiek lijkt een mooi beroep, maar als recensent moet je iedere persvoorstelling wel helemaal uitzitten om een volwaardige recensie te kunnen schrijven. In het ergste geval betekent dat twee uur kwelling, een heel enkele keer word je na een half uur tandenknarsen alsnog veroverd. Dat gebeurde bij ‘My Name is Joe' van de Britse regisseur Ken Loach.

Loachs handelsmerk is politiek geëngageerd sociaal realisme. Klinkt moeilijk verteerbaar, is het vaak ook. Meest geslaagd was zijn IRA-love story 'Hidden Agenda', maar ronduit tenenkrommend was zijn Spaanse Burgeroorlog-drama 'Land and Freedom'. Niet verwonderlijk dat Loach prat gaat op de authenticiteit van zijn werk. Zo wordt in de persmap van ‘My Name is Joe', dat zich afspeelt in de sloppen van Glasgow, uitgebreid melding gemaakt van de maatschappelijk werkers, junkies en hoeren die geraadpleegd zijn voor de productie. Toch ligt de kracht van de film niet in engagement of authenticiteit, maar in romantiek.

Joe (Peter Mullan) is achter in de dertig, werkloos en heeft de helft van zijn leven met alcohol weggespoeld. Maar Joe is geen loser. Hij knokt voor zijn drooglegging bij Alcoholics Anonymus en coacht vol enthousiasme Glasgows slechtste amateur voetbalteam. Als zijn gammele bestelbusje gesneden wordt door de gestresste maatschappelijk werkster Sarah (Louise Goodall) is dat het begin van een romance.

Eerst een middagje behangen, dan een avondje bowlen, dan een nachtje vrijen. Maar Sarah is voorzichtig. Ze weet wat voor vlees ze in de kuip heeft, en loopt zelf ook met de nodige emotionele littekens. En als Joe een karwei opknapt voor de plaatselijke drugsgangster om een verslaafde kameraad het leven te redden, weigert ze hem verder te zien.

Zelden zo'n sterke drang gevoeld om de bioscoop uit te lopen, zelden zo blij geweest dat ik de rit heb uitgezeten. Het begin van ‘My Name is Joe' is een irritante verheerlijking van de arbeidersklasse, waarbij Joe wordt neergezet als een working class hero met wat laatste wilde haren en een klein hartje - een opeenstapeling van cliché's. Deze ergernis moet niet toegeschreven worden aan het acteerwerk, want Peter Mullan, die in Cannes de prijs voor beste mannelijke hoofdrol won, overtuigt uiteindelijk volledig als een Schotse Steve McQueen.

Zijn personage wordt echter pas interessant als de relatie tussen Joe en Sarah diepgang krijgt, als hun stille wanhoop en hun passie voelbaar wordt. Fraai is het moment dat Joe Sarah betast terwijl ze 'hulpeloos' haar handen vol servies heeft, hartverscheurend is de scène waarin Joe in snikken uitbarst als Sarah zich aan hem geeft. Hun verdoemde romance wordt ruw onderbroken door een van de felste vechtpartijen ooit verfilmd, om te ontaarden in een onvoorspelbaar drama.

Na een half uur lauw afwaswater grijpt ‘My Name is Joe' je zo bij de keel dat je vergeet hoe authentiek de ellende is.