Oppervlakkige flirt met cultuurkloof

Arbeider Jake (Temuera Morrison) en zijn vrouw Beth (Rena Owen) wonen samen met hun vier kinderen in een krot aan de rand van de grote stad. Jake is ontslagen en zoekt troost in de plaatselijke kroeg. Na sluitingstijd neemt hij zijn vrienden mee naar huis om daar verder te feesten, en als zijn vrouw daar moeilijk over doet slaat de dronken Jake haar tegen de grond - zoals hij dat zo vaak gedaan heeft.

Beth blijft desondanks van hem houden, maar het gezin raakt zo langzamerhand ontwricht: de oudste zoon vlucht het huis uit om zich bij een plaatselijke bende aan te sluiten, de middelste zoon moet voor de rechter komen en wordt door een welzijnswerker in een gezinsvervangend tehuis geplaatst, en de oudste dochter raakt in een shock nadat zij door een van Jake's kroegvriendjes is verkracht. Een apocalyps kan niet uitblijven. Pas dan neemt Beth een beslissing die ze al veel eerder had moeten nemen.

Nee, dit verhaal speelt zich niet af in The Bronx, in Belfast of in Moskou. En nee, het gaat niet over kansarme Apachen, Afro-Amerikanen of Ieren. Deze 'Once were Warriors' gaat over het zelfkantbestaan van de Maori's in Nieuw-Zeeland. Een unieke setting dus, wat echter niet wil zeggen dat Once were Warriors op een uitgesproken karakter of identiteit kan bogen.

De voornaamste stoorzender van de film is de hypocriete ambivalentie van regisseur Lee Tamahori: aan de ene kant probeert hij ons op te geilen met beelden van stoere Maori's met indrukwekkende tatoeages, leren broeken, dokwerkerbody's en een beukmentaliteit. Zo geeft hij Jake, die godbetert het huishoudgeld opzuipt en zijn vrouw als stront behandelt, zelfs een sexy charme mee.

Aan de andere kant schreeuwt Tamahori de boodschap rond dat deze Maori's hun innerlijke kracht hebben verloren omdat ze hun roots kwijt zijn. Die roots worden gesymboliseerd door de middelste zoon, die in de misdaad meegesleurd dreigt te worden maar 'zichzelf vindt nadat hij van een welzijnswerker een traditionele dans heeft geleerd.

Tamahori kortom, lokt de kijkers met dreigende geweldscènes, en dekt zich gelijkertijd in met oppervlakkige flirts met een vergane cultuur. Nou moet gezegd worden dat hij dit alles wel buitengewoon professioneel regisseert. De film dendert met zoveel power over het doek heen dat je bijna vergeet hoe clichématig de aanpak, de personages en de dialogen zijn. Welbeschouwd is deze independent, die de favoriet was op het International Filmfestival Rotterdam, een uitgesproken Hollywoodprodukt dat qua problematiekversimpeling en dynamiek niet onderdoet voor een pamflet van Spike Lee.