Vier jongens en een oude mitrailleur

Gangsterfilms worstelen met een paradoxaal probleem: geweld. De dynamische wereld van de georganiseerde misdaad is weliswaar zeer fotogeniek, maar bioscoopbezoekers kunnen zich nu eenmaal moeilijk identificeren met sociopaten die uit winstbejag over lijken gaan. Dit probleem lost men doorgaans op twee manieren op.

De eerste is het simpelste. Men scheept de gangster op met een tegenstander die de Wet of de Moraal vertegenwoordigt. Zo'n prediker kan door zijn aangeboren gebrek aan humor, charisma en intelligentie natuurlijk niet eens in de schaduw van de bad guy staan. Niettemin biedt hij een uitstekende psychische vluchthaven op het moment dat de psychopaat zijn intrigerende masker laat zakken, en zijn ware gezicht toont.

Denk aan de kleurloze Elliot Ness contra Al Capone in 'The Untouchables' en de brave huisvader Anthony Hopkins versus moordenaar Mickey Rourke in 'Desperate Hours'. Gelegenheidsidentificatie.

Bij de andere strategie komt de focus van pas. Men besteedt zo min mogelijk aandacht aan de burgerslachtoffers, en focust zo veel mogelijk op de strijd die de gangster voert met zijn (vanzelfsprekend onbetrouwbare) concurrenten. Hierdoor krijgt de gangster het élan van een good guy. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Godfather-cyclus, waarin Al Pacino tegenstander na tegenstander afslacht (zelfs zijn eigen broer!) om aan het einde van deel III nog steeds op de affectie van de bioscoopbezoeker te kunnen rekenen.

Deze tweede opzet wordt gebruikt bij verfilmingen van 'Lucky' Luciano's gangsterimperium. Het verhaal van Luciano - op Capone na de populairste gangster uit de geschiedenis - spreekt veel Amerikanen aan omdat het een geslaagde, zij het wat grof uitgevallen versie van The American Dream is: met hard werken, loyaliteit en zelfbeheersing slagen Luciano en zijn bende er in een strak georganiseerde, waanzinnig lucratieve en relatief vreedzame misdaadorganisatie op te bouwen. Tommy Gun-yuppen.

Luciano's verhaal is in de loop der jaren behoorlijk uitgemolken (met als meest geslaagde versie die van regisseur Francesco Rosi), maar nu komt commercial-regisseur Michael Karbelnikoff nog eens met zijn versie aanzetten: 'Mobsters', in Nederland omgedoopt tot 'The Evil Empire'.

De film begint met een veelbelovende, knap geënsceneerde massa-scène in de Italiaanse en Joodse getto's in het Los Angeles van 1917, waar twee Dons (Michael Gambon en Anthony Quinn) met nonchalante flair terreur uitoefenen. Beheerste regie en verzorgde art direction leveren een authentieke sfeer op. Petje af.

Maar al na een kwartier verstikt de film in ordinair televisiegeweld als gettojochies Charlie Luciano (Christian Slater) en Michael Lasker (Patrick Dempsey) de krachten bundelen en tientallen concurrenten overhoop schieten om hun larger than crime organisatie op te bouwen.

In ieder opzicht uitgekauwd. 'The Evil Empire' is een vergeeld jongensboek: Vier Jongens en een oude mitrailleur. Een jongensboek over vriendschap, moed en zelfbeheersing. Niet over afpersing en moord. Net als de onlangs herhaalde televisieserie 'The Gangster Chronicles' (eveneens over Luciano's praktijken) verzuipt de film in misplaatste heroïek.

Geen moment aandacht voor de talloze onschuldige burgerslachtoffers die Luciano's ambitie maakt. Er komen überhaupt geen burgers in de film voor. En als er dooien vallen, zijn dat huurmoordenaars en verraders. Onbetrouwbare concurrenten.

Volgens Karbelnikoff houden Lucky en zijn maten eigenlijk niet van geweld, ze zitten toevallig in een gewelddadige business. Dog eat dog-world. Nou moet gezegd worden dat de casting niet bijster verstandig is. Acteurs als Slater en Dempsey associeer je nu eenmaal met de betere puberfilm, niet met knipmessen of nekschoten.

Hoe goed ze ook hun best doen, hun guitige smoeltjes verraden jeugd. Ze zien er uit als padvinders die opa's pak hebben aangetrokken en naar Fantasy Island zijn geroeid om daar met losse flodders hun baby-face-status aan flarden te schieten. Zonder succes.