Amerikaans mozaïek van Chinese wedervaardigheden

De films van regisseur Wayne Wang doen het goed op filmfestivals. Zo rouleerde zijn 'Life is Cheap but Toiletpaper is Expensive' een paar jaar geleden bij Film International zelfs als een absolute aanrader. Begrijpelijk: Wangs combinatie van Chinese sierlijkheid en Amerikaanse know how levert stijlvol entertainment op dat je, tussen al die verantwoorde festival-esthetiek, als een welkome oase kunt ervaren.

Wang is zoon van een Chinese zakenman annex John Wayne-fan. Hij bracht zijn jeugd door in Hong Kong en studeerde aan de filmacademie van Californië. Een bul rijker, keerde hij naar Hong Kong terug om daar zijn kennis in praktijk te brengen, maar gedesillusioneerd door het magere creatieve peil in de Britse kroonkolonie, besloot hij weer naar Amerika Je vertrekken. Daar heeft hij inmiddels naam gemaakt als bi-cultureel cineast.

Wang was dan ook de aangewezen man om 'The Joy Luck Club' te verfilmen, de bestsellende debuutroman (1989) van Amy Tan. Amy Tan is een in Amerika geboren dochter van Chinese immigranten. Ze baseerde haar boek op de verhalen van haar moeder en dier eveneens uit China afkomstige vriendinnen, die onder het mom van een avondje mahjong wekelijks met elkaar herinneringen aan hun jeugd ophaalden.

Die herinneringen zijn soms hartverwarmend, maar meestal hartverscheurend. Herinneringen aan een uiterst patriarchale maatschappij waarin de vrouw als maitresse of als 'derde echtgenote' overgeleverd was aan de grillen van haar man. Herinneringen aan een tweeling die, om hem nog enige kans op overleving te bieden, midden in het oorlogsgeweld te vondeling moest worden gelegd. Zware kost.

Tan wisselde deze herinneringen af met verse impressies van de Amerikaanse dochters, die allen weliswaar een zelfstandig, maatschappelijk geslaagd leven leiden, maar heimelijk met een Chinese erfenis worstelen: of het nu het juk van de traditionele dogma's is, of de kracht van Oosterse wijsheid, allen dragen het lief en leed van hun moeders en grootmoeders met zich mee.

Tans boek bestaat uit zestien verhalen die door acht vrouwen verteld worden. Hollywood moet zich doodgeschrokken zijn toen de schrijfster en co-scenarist Ronald Bass vastbesloten bleken om alle zestien ook daadwerkelijk in de film te incorpereren. Bass motiveerde hun ambitie als volgt: "De verhalen vormen in feite één geheel. Ik zag de verhalen van de moeder en de dochters als facetten van dezelfde ervaring. Samengebracht, vormen ze een mozaïek. Dat is het knappe van het boek."

Fraai gesteld, maar Bass vergeet dat de verwerkbaarheid van de informatie gekoppeld is aan hei oorspronkelijke medium: de lezer kan doseren (elke avond een verhaal), terwijl de bioscoopbezoeker in tweeëneenhalf uur lijd alle personages moet leren kennen en alle gebeurtenissen over zich heen moet laten komen. Zo'n stortvloed levert soms verwarring en zelfs irritatie op.

Verder wordt de film ondermijnd door een Hollywoodiaanse neiging tot melodrama en nadrukkelijkheid. Wellicht heeft Producent Oliver Stone te veel in de melk te brokkelen gehad, want in bijna iedere scène worden alle registers open getrokken om de traanklieren uit te persen (de soundtrack barst van de violen en fluiten), terwijl de voice-over zo uitgebreid is, dat ze de integrale tekst van het boek lijkt. Er is weinig ruimte voor nuances en suggestie.

Tan had aanvankelijk haar twijfels of haar boek überhaupt wel verfilmd moest worden. Wang wist haar over te halen door haar te verzekeren dat dit de eerste Hollywoodfilm zou worden over niet-stereotypische Aziaten. Dat is inderdaad het geval: de karakters zijn zo waarachtig en de acteurs spelen zo overtuigend dat zelfs de grootste racist zich tot identificatie verleid zal voelen.

En mede dank zij de intensiteit van de verhalen komt The ‘Joy Luck Club’ uiteindelijk toch over als een aangrijpend en zelfs coherent portret van moeders en dochters, van Amerikaanse Chinezen en van Chinese Amerikanen.

Wel hoop ik dat Wang zich voortaan minder laat overhalen tot Amerikaans effectbejag; minder Stone, meer Wang. Wat men aanduidt als 'voeling houden met de roots'....