Dagboek van een bekkentrekkende kater

Elvis Presley was idolaat van James Dean. En James Dean wilde eigenlijk Marlon Brando worden. Ook idolen hebben hun idolen, al noemen ze die idolatrie zelf natuurlijk liever vriendschap. Zo ook Johnny Depp. En dan hebben we het niet over zijn vriend Keith Richards, al probeert Depp met bohemienchic outfits graag de rocker van de loper uit te hangen. Nee, Depp is vooral into outlaw journalist annex romancier annex gun freak annex dopehead Hunter S. Thompson.

Thompson is meer rock 'n roll dan rock 'n roll zelf. Hij trok op met de Hells Angels toen dat nog gewelddadige hippies waren, schreef over LSD alsof het kauwgom was en ageerde tegen het establishment met een passie die even uniek als absurd was. Tel daarbij een authentieke pen, onbetrouwbare humor en een voorliefde voor automatische wapens en je hebt een geëngageerd kunstenaar met rechtse kloten. Cool as can be, iets wat Depp al een carrière lang ambieert.

Maar Hunter S. Thompson is tevens een binnensmonds ratelende bipolaire neuroot die geteisterd wordt door paniekaanvallen. Geen kinnesinne om zo'n cocktail van eigenschappen neer te zetten. Depp deed dat niettemin briljant in Hunters autobiografische trip Fear and Loathing in Las Vegas, misschien wel omdat zijn handelsmerk, bekkentrekkerij, door Terry Gilliams hallucinatoire cinematografie vakkundig vervormd werd tot de perfecte LSD-mimiek. Nu doet Depp opnieuw een Thompson in The Rum Diary, maar moet het stellen zonder Gilliams groothoeklens.

We schrijven eind fifties. Journalist Raoul (Depp) heeft een baantje gekregen bij het kattenbakkrantje van Puerto Rico. Weinig carrièremogelijkheden, maar het alcoholistische sfeertje op de redactie bevalt hem wel. Hij trekt in bij collega's en voor ie het weet is ie rumkenner met chronische kater. Ook maakt hij kennis met een lokale zakenschurk (Aaron Eckhart) die Raoul voor zijn karretje wil spannen. Maar Raoul heeft meer oog voor diens vrouw (Amber Heard). Een tropische verrassing waarvan de melkchocolade aan het smelten is.

Tijdens de promotie van The Rum Diary zit Depp helemaal op zijn praatstoel als over zijn vriendschap met Thompson gaat. Hoe ze samen dingen opbliezen, uppers popten alsof het Smarties waren en aan de zuurstof hingen bij een killerkater. Rock 'n roll! Ook zouden ze samen op het vergeten manuscript van The Rum Diary (1959!) zijn gestuit toen ze Thompsons werkkamer uitspitten. Ergo: zonder Johnny was de roman nooit uitgegeven. En al helemaal niet verfilmd. Helaas is dat wel gebeurd.

Grootste probleem van de film is het onderwerp: de kick van dronkenschap. Die is veel moeilijker interessant te verbeelden dan de spirit van hallucinatie. Zeker omdat regisseur Bruce Robinson niet - zoals collega Terry Gilliam - over een eigen visuele stijl beschikt. Robinson komt niet verder dan registratie van veel te nadrukkelijk geënsceneerde zuipgrappen: Raoul die 161 miniatuurflesjes drank verbrast in het hotel omdat hij denkt dat dat gratis is - haha!; Raoul die zijn nadorst lest met water uit een vissenkom omdat de waterleiding kaduuk is - haha! Studentenhaver, Thompson onwaardig.

Maar The Rum Diary kampt met meer problemen. Misplaatste en daardoor hypocriete maatschappijkritiek (Puerto Rico's luxe is geschoeid op uitbuiting!), karikaturale personages vertolkt door schmierende acteurs (Giovanni Ribisi tenenkrommend als eloquente wino die LP's van Hitler draait) en een nachtkaarseinde dat begrijpelijk maakt waarom dit manuscript 50 jaar op de planken is blijven liggen.

Wat het dagboek echt onverteerbaar maakt is Depps Thompson. Depp stuiptrekt met zijn laatste restje good looks en bekkentrekkerij, waardoor deze Hunter afvalmateriaal lijkt van een Tim Burtonproject. Uitgehold heeft hij fenomeen Hunter S. Thompson. En misschien is het toeval, maar sinds Hunters zelfmoord '05 zien we Johnny steeds meer aanpappen met Keith. Vette kans dat hij straks Mr. Rock 'n Roll mag uithangen in de verfilming van diens autobiografie. Werktitel: The Heroin Diary

The Rum Diary
Lekker zuipen