Zwarte bladzijde vol soul

Films over racisme zijn moeilijk te verteren. Drama’s over slavenhandel, thrillers over de Klan, biopics over voorvechters van burgerrechten, ze worden dikwijls gekreupeld door een didactische toon en zwart-witte moraal (no pun intended). Zwart is goed, blank is kwaad of übergoed want betrokken bij de Zwarte Zaak. Ruimte voor nuances is er zelden, laat staan voor taboes als racisme onder gediscrimineerden of het triggeren van latent racisme bij de bioscoopbezoeker.

Slechts een enkele keer durft een regisseur het aan om met het onderwerp te spelen of een nieuw perspectief te bieden. Quentin Tarantino zette in Django Unchained een zwarte slaaf neer die nog diabolischer en dus blanker was dan de plantagehouder. In Tony Kaye’s American History X wordt de voedingsbodem van racisme uitgediept. Uitzonderingen die van lef getuigen.

Een stuk minder gewaagd maar wel slim is de keuze van Australische regisseur Wayne Blair voor zijn eigen minderheidsgroep: de Aboriginals. Tot in de jaren zestig werden deze autochtonen tot de nationale fauna gerekend en deinsde de overheid er niet voor terug om licht gekleurde kinderen bij hun ouders weg te halen om hen door onvruchtbare blanken te laten opvoeden. De Aboriginals waren het afvoerputje van de mensheid. Maar Blairs The Sapphires, ‘geïnspireerd is op ware gebeurtenissen’, gaat vooral over muziek.

Gail, Julie, Kay, en Cynthia kunnen zingen. En hoe! Ze hebben wel voor een lastig genre gekozen: Country & Western. Dat ze geen talentenshow winnen heeft echter vooral te maken met hun huidskleur. Manager annex zuiplap Dave (Chris O’Dowd) kijkt daar doorheen. Of juist niet. Hij wil hun donkere verschijning als troef inzetten. Soul moeten ze zingen! In Vietnam, voor de troepen! En verdomd, ze worden een daverend succes. Maar gigs in zo’n war zone krijgen nogal eens te maken met ongewenste pyrotechniek.

Wel beschouwd ontleent The Sapphires zijn bestaansrecht volledig aan de roots van de personages. Aboriginal soul in Vietnam, da’s weer eens wat anders! Als deze meiden in The Bronx waren geboren had geen producent er brood in gezien. Want laten we wel wezen: het gaat over een coverbandje.

Dat weet Regisseur Blair zelf ook wel. Hij gebruikt het relaas vooral om zich op te werpen als eye opener van Australië’s zwarte bladzijde. Het racisme wordt voor ons uitgespeld, soms letterlijk als de zussen elkaar iets uitleggen wat eigenlijk voor het publiek bedoeld is. De karikaturale wijze waarop Blair de blanke bourgeoisie neerzet schuurt soms tegen de propaganda aan: huisvrouwen die een hoogtepunt bereiken tijdens een Tupperware-party, Bible Belt Hillbillies die Oost-Indisch doof zijn voor zwarte harmony. Zwart-witter kan bijna niet.

Gelukkig wordt het moralisme gecompenseerd met een gezonde dosis trendy seksisme. Mannen zijn sukkels of lekkere dingen of very fout, de soulmeiden vooral sterk zonder aan kwetsbaarheid in te boeten. Logisch, want deze familiefilm is vooral in de markt gezet voor tienermeiden die de soulhitjes nog moeten ontdekken en denken dat Vietnam een merk is van Xenos. De rijpere bioscoopbezoeker zal wellicht even zuchten als Soul Man voor de zoveelste keer wordt doodgedraaid en de Vietnamoorlog als een hippe happening wordt afgeschilderd.

Voornaamste verdienste van The Sapphires is dat hij nieuwsgierig maakt naar de feiten. Bij de aftiteling krijgen we een indruk van de echte dames. Dat doet verlangen naar de documentaire achter het filmpje en de C&W achter hun soul. Alhoewel het natuurlijk racistisch is om te veronderstellen dat C&W gespeeld door Aboriginals interessanter klinkt dan vertolkt door rednecks.

A Most Wanted Man
Coverbandje