Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Een kristallen bol vol kannibalen
Omdat beide genres zich in de toekomst afspelen worden ze nog wel eens onder één noemer geschaard. Maar eigenlijk is de postapocalyptische film een tegenhanger van de science fiction. Waar het in SF draait om ruimtevaart, computers en andere high-tech oftewel vooruitgang, wordt de mensheid na de apocalyps juist tot middeleeuwse eenvoud teruggefloten.
Makers van na-de-bom-films zijn begrijpelijkerwijs huiverig om het publiek te deprimeren. Dus pimpen ze de plot met cinematografische lekkernijen. Bijvoorbeeld door de aarde onder water te zetten (Waterworld), de mensheid in bijtende engerds te laten muteren (I Am Legend) of met roestige hot rods rond te laten scheuren (Mad Max). Dat dit sobere genre ook geschikt is om zichzelf te overstijgen en een overtuigend toekomstbeeld te scheppen bewijst The Road, gebaseerd op de roman van de Amerikaanse hardcore schrijver Cormac McCarthy (No Country for Old Men). Geen materiaal voor Trekkies.
Een vader en zijn zoon sjokken met volgepakt supermarktwagentje door een landschap van geknakte telefoonpalen, ingezakte huizen, opgedroogde havens en ontelbare autowrakken. De hemel is chronisch bewolkt, de aarde oogt grijs en grauw, en geen vogel of ander levend wezen te bekennen. Wat deze kaalslag veroorzaakt heeft blijft onduidelijk. Is ook niet relevant. Zeker is dat een ramp van ongekende omvang het leven op aarde grootdeels heeft vernietigd. De paar mensen die het overleefd hebben zijn als de dood voor de paar andere mensen die de ramp overleefd hebben. Want sinds de laatste conserven zijn geconsumeerd vergrijpt men zich aan soortgenoten. Kannibalisme tiert welig, en uiteraard geldt het recht van de sterkste.
Maar de vader en de zoon zijn voorzichtig. Steeds als ze op een groep zwaarbewapende menseneters stuiten weten ze zich uit de voeten te maken. En sjokken ze verder naar het zuiden, in de hoop dat het daar in ieder geval warmer is. Maar hun voortdurende argwaan trekt een zware wissel op hen. Vooral op de vader, die zijn verantwoordelijkheidsgevoel zo rigide volgt dat hij zijn menselijkheid begint te verliezen. De zoon heeft meer vertrouwen in de medemens, en dat is niet uitsluitend uit naïviteit. Uiteindelijk wordt het misschien zelfs zijn redding.
Het is veelzeggend dat videoclipregisseur John Hillcoat slechts bij uitzondering zijn toevlucht heeft gezocht tot computer generated images. Op zoek naar een overtuigend decor voor McCarthy’s universum sleepte hij de set naar niet minder dan vijftig onherbergzame locaties, waaronder post-Katharina New Orleans. Ter plekke moesten cast & crew soms dagenlang wachten tot het bewolkt was en de plaatselijke fauna (vogels!) vertrokken. Met resultaat. The Road heeft een ongekend authentieke uitstraling.
Maar de film overtuigt vooral omdat Hillcoat met een even uitgebeende stijl regisseert als McCarthy schrijft. Sober, hard, ongepolijst, meedogenloos. En de kijker raakt geen moment verlamd door uitzichtloosheid omdat doodsangst overheerst. De vrees om gepakt en geslacht te worden is zo tastbaar dat je naar beelden van een nabije holocaust lijkt te kijken. In een van de ruigste scènes treffen de vader en de zoon een afgesloten kelder vol vluchtelingen die hun slacht afwachten. Buiten hangen vleeshaken klaar om hun lijken te roken en zodoende te conserveren. Het oogt niet als horror, het oogt als documentaire.
Uiteraard zou het verhaal niet werken als de vader-zoon relatie niet zou vertederen. Viggo Mortensen en de jonge Kodi Smit-McPhee laten zien hoe je met subtiel acteerwerk zo'n heavy film persoonlijk kunt maken, als ze bijvoorbeeld glimlachend een (zeldzaam!) blikje Cola proeven. Maar ook de moeder, gespeeld door Charlize Theron, maakt indruk als wij in flash-backs zien waarom zij een andere weg is ingeslagen. Hartverscheurend.
The Road is een indrukwekkende film met nu al de reputatie van een klassieker. Echter, niet iedereen zal bereid zijn om zijn avondje escapisme te laten aanranden door Cormac McCarthy’s misantropie, hoe overtuigend ook. Die positivo’s kunnen beter een Star Trek pakken, waarin de toekomstige mens vol goede intenties de Melkweg domesticeert zonder zich tot kannibalisme te verlagen.
Vader en zoon
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Lachkicks met een neus vol coke
Het favoriete onderwerp van de Duitse cineast Werner Herzog is Werner Herzog. Herzog vindt zichzelf een enigma. Dat is vooral te merken aan zijn documentaires. Hij spreekt de voices-over hiervan zelf in waardoor ze zijn topzware Duitse accent/handtekening meekrijgen en hij vertelt niet zozeer over het onderwerp, als wel over ZIJN beleving van het onderwerp. Of het nu gaat om scuba diven in het ijswater van Antarctica (Encounters at the End of the World) of om snelwandelen tussen de mensetende beren in Alaska (Grizzly Man), steeds weet Herzog zijn onderwerp zo te verdringen dat het op een the-making-of-Werner-Herzog uitdraait. Niet zo vreemd dat uitgerekend deze, in eigen woorden 'visionary director', ooit een filmisch portret van zichzelf heeft gemaakt, cryptisch getiteld Portrait Werner Herzog.
Nou moet gezegd worden dat Herzog ook wel zijn uiterste best doet om zijn leven te interessant te maken. Hij kiest onderwerpen die onverfilmbaar lijken en schiet vervolgens op de meest onherbergzame locaties waardoor cast & crew steevast doordraaien. Beruchtste voorbeeld is Fitzcarraldo, waarin de zo mogelijk nog grotere egomaniak annex B-ster Klaus Kinski een raderboot over een berg in het Amazonegebied laat slepen, midden op de set woede-uitbarstingen krijgt en dan bijna opgepeuzeld wordt door de plaatselijke bevolking die schoon genoeg heeft van deze Duitse idiotie.
Anno 2009 zijn er producenten die in de illusie leven dat Herzog met de jaren gerijpt is. Ze zijn in ieder geval zo gek geweest om hem een groot budget te geven voor de remake van een genrefilm. Nou ja, genrefilm, de oorspronkelijk cop thriller Bad Lieutenant (1992) van Abel Ferrara was zo liederlijk dat de pulp op een cultstatus leek te azen – precies wat Herzog trekt.
Rechercheur Terence McDonagh (Nicolas Cage) heeft het er maar druk mee. Hij lijdt aan chronische rugpijn die hij verdooft met neuzenvol geconfisceerde drugs. Daarbij heeft hij een paar duizend dollar aan gokschulden uitstaan bij zijn bookie en moet hij binnen twee dagen 50 big ones aan een Italiaanse gangster terugbetalen. Ondertussen raakt zijn vriendin steeds erger aan de coke en moet hij op de hond van zijn alcoholistische vader passen als die (de vader, niet de hond) naar AA meetings gaat. En passant moet hij zich ook over een veertienjarige kroongetuige ontfermen en de moord op een illegaal gezin oplossen. Al snuivend, blowend, slikkend en vooral intimiderend komt hij gangsterdealer Big Fate (Xzibit) op het spoor. De vraag is of het zijn arrestant of zijn compagnon wordt.
The Bad Lieutenant: Port of Call - New Orleans, zoals de volledige titel luidt, oogt alsof hij gemaakt is door een regisseur die drugs gebruikt. Let wel, dat is iets anders dan een film die eruit ziet of we de trip van de hoofdpersoon meemaken, zoals Fear and Loathing in Las Vegas. In tegenstelling tot Terry Gilliams loeistrakke stilering heeft Herzog er een zooitje van gemaakt. Hij onderbreekt het conventionele scenario van tv-veteraan William M. Finkelstein (L.A. Law, NYPD Blue) abrupt met hallucinatoire scènes, zoals een leguaan die tijdens een stake out zwoel aan het croonen slaat. Leuk geprobeerd, maar Herzog mist de schwung van een David Lynch om met deze absurdistische stijlbreuken te overtuigen. Lachwekkend zijn ze echter wel.
En deze Herzog-does-New-Oreans kent nog veel meer hilarische scènes, bedoeld of onbedoeld. Want Nic Cage mag er van Herzog eens ongebreideld op los schmieren, tot en met hysterische lachsalvo’s-om-high-te-lijken, en dat is een welkome afwisseling bij Cage’ lijdzame persona en Herzogs humorloze overgave.
Nu is het wachten op the-making-of-Bad Lieutenant, uiteraard gefilmd door Herzog zelf. Hieruit zal blijken dat de voltallige cast & crew van Herzog aan de snuif moest om de film een overtuigende look & feel mee te geven. Maar tot die tijd stellen we dat Werner Herzog zijn eerste komedie heeft gedraaid.
Xzibit en Nicolas Cage delen een buitenpretje
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De verzoeningsstrategie van een charismatisch verleider
Regisseur Clint Eastwood heeft in zijn carrière geen enkele maal het budget van een filmproductie overschreden. Ook is hij altijd binnen de opnametijd gebleven. De aanwijzingen die hij aan acteurs op de set geeft zijn minimaal en doorgaans is hij tevreden met de eerste take. Een opname begint hij met een “well, let’s move on and not fuck this up by thinking about it too much” en rondt hij af met een “that`s enough of that shit”. Kortom, regisseur Clint Eastwood is een no bullshit filmmaker. Hij was dan ook de aangewezen man om de roman Playing the Enemy van John Carlin te verfilmen. Want Invictus, zoals de film heet, gaat over Nelson Mandela.
Morgan Freeman had Clint het script toegestuurd zonder te vermelden wie het hoofdpersonage is. Dat was cruciaal, want als hij dit wel had geweten was Invictus er waarschijnlijk nooit gekomen. Een icoon als Mandela past immers niet in Eastwoods oeuvre, waarin de helden verre van perfect zijn. Maar Clint was dus vrij van vooroordelen toen hij het verhaal begon te lezen over het Zuid-Afrikaanse rugbyteam Springboks. En dat was te goed om te laten liggen.
We schrijven 1995. Nelson Mandela (Morgan Freeman) is net president geworden. De stank van Apartheid hangt nog in de lucht. Zo bestaat het nationale rugbyteam - op één man na - uit blanke spelers. Niet zo vreemd dat geen zwarte Zuid-Afrikaan met het team meeleeft; er wordt zelfs steevast voor de tegenpartij gejuicht. En dat gebeurt nogal eens omdat de Springboks knudde spelen.
De zwarte bevolking wil af van deze koloniale symbolen. Mandela denkt er anders over. Hij gelooft niet in een afstraffing van de oude machthebbers, hij gelooft in hereniging. En als er iets verbroedert is dat wel sport. Nu, met het naderend wereldkampioenschap ziet hij een kans. Hij gaat in conclaaf met de captain van het team, François Pienaar (Matt Damon), spreekt hem moed in en drukt hem op het hart dat hier veel meer op het spel staat dan een beker. Pienaar is helemaal om en gaat zijn mannen klaarstomen. Geen eenvoudige taak.
Het is verfrissend dat het verhaal van Invictus zich op slechts één gebeurtenis in het leven van Nelson Mandela concentreert. Niet alleen omdat een volledige biopic van een man die 27 jaar in de gevangenis heeft doorgebracht wel eens monotoon zou kunnen worden, maar ook omdat diens charisma nu op een bijna terloopse manier voor het voetlicht wordt gebracht, geen overbodige luxe bij zo’n heilig verklaarde wereldleider.
Terwijl Invictus toch ook zeker inzicht in de man biedt. “Everyone takes it as given that Nelson Mandela is a great man, but few people actually know why he is great”, om met auteur Carlin te spreken. Clint doet dat door Mandela neer te zetten als een verleider in de breedste zin van het woord, een man die steeds iedereen voor zich weet te winnen. (Niet voor niets was ‘Seducer’ de oorspronkelijke titel van Carlins roman, afgekeurd vanwege associaties met seks). Clints Nelson is bovendien een uitmuntend strateeg, ook in zijn directe omgeving. Zo staat hij erop dat zijn eigen zwarte lijfwachten - tot hun ergernis - samenwerken met de blanke bodyguards van het oorspronkelijk regime. Een hoop gemopper, maar even later staan ze wel zij aan zij te juichen bij de wedstrijd. Verbinding is de sleutel.
Dat Invictus geen topzware hagiografie is geworden maakt Clints stijl er niet minder nadrukkelijk op. Zo hangt een scène waarin Pienaar de cel van Mandela bezoekt en Freeman in de voice over een gedicht voordraagt, tegen de kitsch aan. Op andere momenten weet Clint echter weer de voortdurende angst voor een aanslag voelbaar te maken; als er een lijnvliegtuig met ‘good luck!’ laag over het stadion scheert, vrezen de bodyguards een 9/11 avant la lettre maar zit de hele bioscoopzaal om deze macho geste te juichen. En blijkt Clint Eastwoord toch zelf ook een meesterlijk verleider.
Morgan Freeman en Matt Damon
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Spirituele suspense verzandt in interactieve kitsch
‘Splat-stick’ noemt regisseur Peter Jackson de splatter comedy Braindead waarmee hij in 1992 doorbrak. Voor de cultuurbarbaren onder u: splatter movies zijn horrorfilms waarin de ledematen, ingewanden en het bloed je om de oren vliegen. Kunstbloed uiteraard, en Braindead schijnt het record te houden qua hoeveelheid gebruikte liters. Maar belangrijker: deze no budget productie over een hondsdolle zombiemoeder is de grappigste horrorfilm ooit gemaakt.
Echter, wie door Braindead een trouwe Jacksonfan is geworden, wordt sindsdien danig op de proef gesteld. Want de regisseur lijkt ‘het’ te missen bij iedere nieuwe film. Heavenly Creatures was moeilijk verteerbaar door de überbonding van de hoofdpersonages, spoken komedie The Frighteners was gewoonweg niet komisch en remake King Kong duurde anderhalf uur te lang.
Maar een echte klap in het gezicht van Braindeadfans was Jacksons trilogie The Lord of the Rings. Net als de boeken bleken de films onuitstaanbaar door gebrek aan humor, een alles-kan-gebeuren-dus-is-niets-meer-spannend-verhaal, ondergedompeld in een kingsize kwak roept-u-maar-wat spiritualiteit - de kwalen waaraan fantasy vaak mank gaat. Nou hadden we de zwarte piet graag doorgespeeld aan een ingehuurde broodschrijver, maar het was Jackson zelf die voor de scripts had getekend. Ergo: er zit iets uitgesproken smakeloos in Peter Jackson. En het is niet zijn kunstbloed.
Terwijl we geduldig wachten op Braindead II (dat er natuurlijk nooit komt) probeert Jackson ons te verleiden met een relatief kleine film genaamd The Lovely Bones. Dat lukt hem maar ten dele, of beter gezegd, het is vooral hoofdrolspeelster Saoirse Ronan die de film flair geeft.
Ronan speelt de 14-jarige Susie, een meisje dat straalt zoals meiden van die leeftijd dat kunnen. Ze is even lachgraag als verlegen, maakt voortdurend kiekjes van haar leven en wordt verliefd op een spannende jongen. En, zo neemt ze ons in vertrouwen in de voice-over, ze is vermoord. Haar ouders kunnen dit verlies niet aan. Vader (Mark Wahlberg) probeert zijn verdriet te verwerken door amechtig naar een dader te speuren, moeder (Rachel Weisz) ontvlucht de pijn door op het platteland te gaan zwoegen. Maar de dader loopt nog steeds vrij rond. Sterker nog, het is de overbuurman (een zeer overtuigende, onherkenbaar geschminkte Stanley Tucci). Susie, die in een tussenhemel vertoeft, probeert contact te maken met haar vader zodat hij kan ingrijpen. Want de moordenaar heeft een nieuwe prooi op het oog: Susie’s zusje…
“What I don't like are pompous, pretentious movies”, aldus Jackson. Dat klinkt wat vreemd uit de mond van de Lord regisseur. En het zijn ook weer pretenties die The Lovely Bones kreupelen. Jackson wil te veel en misbruikt thriller-elementen om een in wezen spirituele film onderhoudend te maken.
Als thriller is de film overigens bijzonder krachtig. Dat komt doordat wij het verhaal voor een groot deel vanuit Susies optiek meebeleven. Eerst is dat perspectief naïef en worden we met haar in de val gelokt door de moordenaar. Daarna moeten we door haar allesziende spook-blik toezien hoe de moordenaar plannen maakt voor een volgende lustmoord. Deze machteloosheid zorgt voor een ongekende suspense, mede omdat nieuwkomer Ronan de sterren van de hemel speelt.
Helaas vond Jackson het nodig om minstens zoveel aandacht te besteden aan de ‘in between world’ waarin Susie terecht is gekomen. Nou weten we dat Hollywood moeite heeft met de verbeelding van abstracties, maar Nieuw-Zeelander Jackson schotelt ons vette kitsch voor van een computer generated Walhalla, vol interactieve bloemen, bergen en watervallen, dit alles geparfumeerd met de muzak van This Mortal Coil, The Cocteau Twins en Brian Eno. En omdat de ‘spelregels’ van dit universum - net als in andere fantasy - gaandeweg verzonnen lijken, verlies je je aandacht voor de plot en bijna je compassie voor Susie.
Troost biedt een aantal ijzersterke scènes. Met name het fragment waarin Susie verkracht en vermoord wordt maakt indruk, omdat we deze handelingen helemaal niet te zien krijgen. We ontsnappen samen met haar uit de helse kelderhut en rennen mee naar haar huis, om ons geleidelijk aan te realiseren dat Susie uit haar lichaam getreden is. En dus dood. Een hartverscheurend moment en een signaal dat er in Peter Jacksons ziel nog steeds een begaafd stilist verborgen zit.
Saoirse Ronan zoekt zingeving in een interactief Walhalla
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Een nul voor filmtoeristen
Het metafilmgenre, speelfilms die gaan over het maken van speelfilms, kampt met een potsierlijk imago. Niet zo vreemd. Zelfbewuste kunst riekt al snel naar narcisme. Dat doet het zeker als de regisseur zijn eigen director’s block als onderwerp neemt. Toch is één zo’n metafilm uitgegroeid tot een klassieker: Federico Fellini’s 8½ uit 1963. Hierin worstelt Fellini’s alter ego (gespeeld door Marcello Mastroianni) met gebrek aan inspiratie en probeert hij zijn zeurende producent, echtgenote, maîtresse en filmster te ontvluchten in jeugdherinneringen.
8½ is een heilige koe binnen de filmkritiek. Zoals het onverteerbare Citizen Kane nooit ontbreekt in de Filmsnob Top 10, zo wordt 8½ beschouwd als de ultieme Cinema Italiano. Er zullen echter weinig filmfans zijn die, eenmaal gekoppeld aan de leugendetector, durven te beweren dat ze zich geen moment hebben verveeld bij dit gedoodverfde meesterwerk. Want hoe fraai het camerawerk realiteit, fantasie en herinnering in elkaar laat overvloeien, er wordt toch wel erg veel geouwehoerd in deze film. Dat gezwets is functioneel, het illustreert de overbelasting van de regisseur en motiveert zijn dissociatie, maar het is tevens zelfgenoegzaam en maakt de film onnodig vermoeiend.
Heilige koeien zijn er om af toe een flinke schop onder de kont te geven. 8½ is een triester lot beschoren: er is een remake van gemaakt. Door een Amerikaan, die er een musical van heeft gebrouwen, Nine getiteld. Inderdaad, met een knipoog naar de maestro die zijn 8½ zo noemde omdat hij op dat moment zoveel speelfilms gemaakt had.
Doet zo’n titel het ergste vermoeden, je kunt je onmogelijk voorbereiden op het gedrocht dat Nine is geworden. De enige vraag die zich tijdens de 118 minuten durende filmwansmaak aan je opdringt is: waarom. Waarom is deze film in godsnaam gemaakt. Omdat de musical al dertig jaar succes heeft op de planken en een Tony heeft gewonnen? Omdat Amerikanen te lui zijn om de ondertiteling van 8½ te lezen? Of simpelweg omdat "it's there", om de woorden van Everestklimmer George Mallory te misbruiken?
Erg rationeel kan de reden niet geweest zijn, want ook op papier is dit project vragen om problemen: een remake van een Europese stijlfilm met associatieve structuur door een Amerikaanse mainstream filmmusicalmaker (Annie, Chicago). Maar laten we positief beginnen. Op zich pleit het voor regisseur Rob Marshall dat hij gekozen heeft voor een musical. Het is waarschijnlijk de enige vorm waarin Fellini’s abstracties voor een groot publiek onderhoudend gemaakt kunnen worden.
Helaas is Marshall niet all the way gegaan met de song and dance, want in Nine wordt bijna net zoveel geouwehoerd als in 8½. Daarbij zijn de songs totaal niet pakkend, de lyrics zelfs tenenkrommend want expliciet en nadrukkelijk (“He’s the king of Cinema Italiano!”). Nine lijkt gemaakt voor onbenullige Amerikaanse filmtoeristen, die van Europese kunst willen proeven, maar dan wel als hapklare fastfoodbrokken.
Eigenlijk is alles mis met Nine. Meest in het oog springt de casting. Daniel Day Lewis heeft zich een belachelijk Italiaans accent aangemeten en loopt krom van de method acting. De inmiddels 150-jarige Sophia Loren mag haar push-up showen om te benadrukken dat dit toch echt over Italiaanse cultuur gaat. De overige sterrollen, die van Penélope Cruz, Nicole Kidman en Judi Dench, zijn zo ledig en topzwaar van de Oscars dat ze het genre naar een nieuw dieptepunt trekken.
Nine is ook niet grappig (toch een potentieel verbeterpunt gezien Fellini’s volkstheaterhumor), niet sexy (Cruz als sex kitten is uitgesproken imploderend), niet subversief (alhoewel, er wordt stevig in gerookt!) en niet fotogeniek (David Hamiltons soft focus werd van zolder gehaald). Nine is helemaal niets. Toch overtreft hij 8½ in één opzicht: de stemmen zijn synchroon met de acteurs. Misschien moet dat de tagline op de poster worden, in plaats van het genante ‘Be Italian!’.
Dynamiek van nul