Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De waarheid omtrent de leugen
Waarheid & film, het is een moeizaam huwelijk. Kunnen feiten een verhaalvertelling danig in de weg zitten (juist in biopics en historisch verantwoorde drama’s wordt er gesjoemeld), bij genrefilms zorgt een zweem van feitelijkheid juist voor suspense of disbelief. Anders gezegd: je pikt lulkoek eerder als die lulkoek waargebeurd lijkt. Denk aan de ‘found footage’-films waarin een reportageteam achtervolgd wordt door mutanten in de subway. Plak een datum, locatie en ‘politierapportage’ bij de openingscredits en niemand durft de metro meer in.
Die zweem kan nog eens versterkt worden door een ‘waargebeurd-buzz’ te creëren op internetfora. Vooral low budgetfilmers zetten het medium in als gratis marketingmachine. Soms met overdonderend effect, zoals bij The Blair Witch Project. Maar daar stinken filmliefhebbers niet meer in. Integendeel, die gebruiken datzelfde internet nu om te checken of de waargebeurde lulkoek waargebeurd is.
De vraag is echter of we die waarheid wel wíllen weten. Zo is The Imposter van regisseur Bart Layton een film waarbij je je voortdurend afvraagt of het fictie of documentaire betreft - en juist dat denkwerk zorgt voor kijkplezier. Deze recensie is dan ook bedoeld voor filmliefhebbers die nooit recensies lezen.
The Imposter gaat over Franse jongeman Frédéric Bourdin die zich in Spanje voordoet als een Amerikaanse jongen Nicholas, drie jaar eerder op 13-jarige leeftijd in Texas verdwenen. De personificatie is gewaagd op het roekeloze af omdat Frédéric weinig gemeen heeft met Nicholas. Een vet Frans accent, bruine in plaats van blauwe ogen en een opmerkelijk donkere baardgroei voor een ‘blonde’ jongen. Dat Frédéric zeven jaar ouder is dan Nicholas geweest zou zijn maakt het er niet overtuigender op. Toch werkt de familie hard aan suspense van eigen disbelief omdat ze haar jongen zo graag terugwillen. Daarbij zijn de autoriteiten overtuigd van zijn identiteit. Op een detective na, die zich over de zaak buigt.
De eerste helft van The Imposter is behoorlijk saai. Interviews met de bedrieger en met de familie worden afgewisseld met reconstructie. Je leeft noch mee met Frédéric want opportunist en pathologisch leugenaar, noch met de familie want in denial op het irritante af. Van spanning is geen sprake omdat je vanaf het eerste moment weet dat de bedrieger een bedrieger is (“All my life I wanted to be someone else”). Wat rest is de vraag of het relaas waargebeurd of fictie is. Is The Imposter speelfilm of documentaire? Je ‘eist’ bijna de tweede optie, want indien verzonnen is het een belediging voor je intelligentie.
Gelukkig wordt onze innerlijke speurneus na de pauze gestimuleerd met archiefmateraal. Een home movie waarin de familieleden een jongeman-met-zonnebril-en-pet van het vliegveld afhalen. Volgens de makers 1997. De familie ziet er ook echt jonger uit, een transformatie die met grime of digitale effecten erg moeilijk te verwezenlijken is. Wel kan er sprake zijn van een omkering; dat de regisseur op basis van deze home video het complete verhaal verzonnen heeft, met eigen familie als ‘cast’. Echter, archiefbeelden van het tv-nieuws zien er weer akelig echt uit. Maar een kameleon die door interpol gezocht wordt wegens het aannemen van tientallen identiteiten? Een detective die Charlie Parker heet? Ongeloofwaardig op het lachwekkende af. Zelfs na de credits weet je niet of je belazerd bent.
Kijkers die reeds opgezocht hebben of The Imposter feit of fictie is wacht veel minder mindfuck. Zij moeten het vooral hebben van een onverwachte wending. Die indruk maakt, maar tevens nieuwe vragen oproept die onbeantwoord blijven. Ook zij zullen onbevredigd de zaal verlaten, want The Imposter vraagt om verdieping. Om meer leugens. Of om meer feiten.
Mijn naam is Haas
>
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Vroeger was alles beter
Er wordt nogal eens gefoeterd op de internetgeneratie. Ze zou er geen enkel historisch besef op nahouden, slechts geïnteresseerd zijn in het hier & nu, altijd op jacht naar instant gratification. Toch is hun existentialisme een ware verademing voor de vorige generatie die doodgegooid werd met verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Liever de Kracht van het Zojuist dan nostalgie naar zware tijden.
Wat de Nu-generatie echter misloopt is een shitload aan ‘oude’ kunst. Pre-popmuziek dringt nauwelijks tot hen door en van zwart-witfilms hebben ze nog nooit gehoord. Boeken – laat staan klassiekers – bestaan niet. Daarbij verleidt de overvloed van internet tot de gemakkelijkste weg: waarom kiezen voor een ‘moeilijke’ ouderwetse film (waartoe de vorige generatie veroordeeld was met haar twee televisiezenders), als er zoveel eigentijdse filmbrokken klaarliggen op de Baai...
We zouden dus blij moeten zijn als een filmregisseur het aandurft om fossiele wereldliteratuur op te dienen. En al helemaal als het gaat om de 19e-eeuwse Charles Dickens. Let wel: zonder het verhaal om te katten tot musical, animatie of science fiction. Dus. Waarom is Mike Newells versie van Great Expectations dan zo vreselijk overbodig?
Voor de jongeren onder ons eerst de synopsis: Britse platteland, 19e eeuw. Pip is wees. Hij woont bij zijn zus en zwager, die dorpssmid is. Soms mag hij spelen bij de even rijke als excentrieke Miss Havisham. Hij wordt verliefd op haar stiefdochter Estella, die hem uitscheldt voor kinkel maar zich wel laat zoenen. Pip wil nu gentleman worden in plaats van smid! En verdomd. Enkele jaren later wordt Pip door een onzichtbare weldoener uitgenodigd om zich in London te laten omvormen tot heer. “My communication to him is that he has great expectations!” Pips nieuwe bestaan bevalt de jongeheer zo goed dat hij zijn roots bijna vergeet. Totdat blijkt wie zijn weldoener is. En hij Estella tegen het lijf loopt.
Dickens zelf was ‘immigrant’. Een niet-Londenaar die naar de grootstad moest verhuizen om daar als 12-jarige snotneus in een schoenfabriek te sloven. Hij heeft de smerige, dichtbevolkte metropool en haar standenmaatschappij dus aan den lijve ondervonden. Het geeft dit sprookje niet alleen een grimmige, maatschappijkritische ondertoon, ‘t biedt ook volop kansen voor de moderne filmtechniek. Immers, met digitale beelden zou het toenmalige Londen in al haar hectiek, armoede en vervuiling opnieuw tot leven gebracht kunnen worden in ademstokkende panorama’s. Beelden, sterker dan onze leesfantasie, en een stuk overtuigender dan het geklungel vroeger in de filmstudio.
Niets van dat al. Newells Great Expectations oogt alsof ie decennia geleden gedraaid is. Sterker nog, hij vertoont zoveel overeenkomsten met David Leans versie uit 1946, dat hij voor een hommage aan deze filmklassieker moet doorgaan – in plaats van aan de roman. Newells versie is weliswaar in kleur, maar het waren juist de grijstinten die Leans film een sfeer gaven. Het acteerwerk is misschien minder toneelmatig dan 66 jaar gelden, maar de casting van de sterren is tenenkrommend: hoofdrolspeler Jeremy Irvine heeft de uitstraling van Barbie’s Ken en Helena Bonham Carter zit te schmieren alsof het een one woman show is. Evenmin worden we verwend met spannend camerawerk; Newells brave registratie verbleekt bij Leans expressionistische slagschaduwen.
Wat rest is de onverslijtbare Dickens. Diens dreigende universum, gedicteerd door agressief plebs en upper class sadisten. Details als dodenmaskers en een miniatuurstrop aan de wand van het advocatenkantoor. Personages als femme fatale Estella die er met haar bitcherigheid alleen maar verleidelijker op wordt. Maar daar hebben we het boek al voor.
Op z’n best is deze zoveelste verfilming een ode aan de tijd dat er nog grote regisseurs bestonden. Zelf is crowd pleaser Newells (Four Weddings and a Funeral) dat zeker niet. Anders had hij een risico genomen, was ie gegaan voor een musical, een scifi, een animatie of een andere blasfemische revisie. Voor iets spannends. Liever wachten we dus op een re-release van Leans versie, met als kinderlokkertje dat zwart-wit het nieuwe 3D is.
Effe stofzuigen
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Rampzalig louteren
Films over alcoholisme liggen zwaar op de maag. Meestal zijn het Postbus 51-boodschappen gedrenkt in overmoed, delirium, ontluistering, huiselijk geweld, faillissement en dakloosheid, die de bioscoopganger iedere lust ontnemen om in de foyer aan zijn maltje te nippen. Belering belemmert drama. Daarbij zijn zulke moraalschetsen zelden overtuigend omdat het euforische aspect niet invoelbaar gemaakt wordt: de roes ontbreekt. Alcoholisten zuipen niet zomaar.
Vliegtuigrampenfilms worden nogal eens als lichtvoetig afgedaan. Het is even kicken op de adrenaline, maar vooral behelpen met simpele plotjes en archetypische personages die mid air een vleugel proberen vast te schroeven of elkaar na de crash kannibaliseren. Daarbij worden technische onwaarschijnlijkheden steeds lastiger te verkopen omdat iedereen op internet deskundologen kan raadplegen.
Maar wat, moet scenarioschrijver John Gatins gedacht hebben, als ik deze genres combineer. Een alcoholistische piloot die in staat is tot uitzonderlijke vliegkunst, waardoor zijn omgeving hem beschermt tegen de consequenties van zijn verslaving! Dat geeft zo’n moraalschets een pervers trekje, dus reliëf. Gatins klopte aan bij regisseur Robert Zemeckis, die het met Cast Away aangedurfd had om Tom Hanks te laten neerstorten en vervolgens te laten surviven op een onbewoond eiland. Vijf jaar lang tegen een basketbal praten, da’s nog erger dan een AA-meeting. Ergo: Flight.
Whip houdt van het goede leven. Bier, wodka, wiet, coke, vrouwen. Maar eigenlijk heeft hij geen leven. Hij zoekt vergetelheid omdat hij zijn scheiding niet kan verwerken. Linke soep, want hij is piloot van lijnvluchten. Zo moet hij die bewuste ochtend, om bij te komen van de zuipavond ervoor, een lijntje snuiven en een paar flessen wodka wegklokken. Maar dan is ie ook helemaal het mannetje. Hard nodig als het vliegtuig door een technisch defect onbestuurbaar raakt en een kilometersdiepe duik maakt. Vlak voordat de kist dreigt te verongelukken doet Whip er iets mee wat geen enkele andere piloot gekund had of gedurfd zou hebben. En voorkomt zo een ramp, wordt de held van de dag. Wat hem echter niet minder alcoholistisch maakt. Een onderzoek volgt.
Er wordt veel geschamperd over filmsterren. Prima donna’s, luchtbakkers, zakkenvullers zouden het zijn. Maar als je Denzel Washington het eerste half uur in Flight bezig ziet weet je weer waarom hij zo veel verdient en een royalty status heeft verkregen. Alleen een ster van zijn formaat kan zo’n ontzettend foute piloot cool laten lijken, die met de bravoure van een gebruiker een kist door een onweersbui laat gieren, onderwijl flirtend met stewardessen en geintjes makend met zijn tight ass co-piloot, om ons vervolgens bij de strot te grijpen als volbloed pro die een verdoemd vliegtuig weet te redden. Alleen Washingtons charisma maakt Flight al de moeite waard.
Maar dan. Een legal thriller wordt het niet, dat voel je aan je water. Toch een postbus 51 boodschap? Helaas. Met zijn gezuip verknalt Whip een nieuwe liefde, wekt hij de minachting op van ex en zoon, torpedeert hij zijn carrière. Belerende ellende, waar zelfs de comic relief van John Goodman weinig aan kan veranderen, als smooth talkin’ dealer die zijn favoriete klant in het ziekenhuis komt verwennen met fruitmand vol peuken, vodka en rukblaadjes. Leuk typetje, maar we hebben we hem al vaker zo gezien en zijn timing is beroerd omdat we dan al niet meer kicken op Whips roes, zo smakelijk verbeeld in de openingsscène.
Dus. Na een uurtje Oprah snakken we weer naar adrenaline. Naar een nieuwe stunt. Naar Denzel Het Mannetje. Naar Mr. Cool. Dat gebeurt. Niet in een nieuwe bijna-ramp, wel tijdens de hoorzitting. Met onverwachte wending. Net als in het vliegtuig.
Nerds die willen weten of zo’n vliegstunt werkelijk uitvoerbaar is met een lijnvliegtuig verwijzen we naar een deskundologische piloot op internet: “The likelihood of a jet transport airplane flying inverted for an extended period of time is very, very low.” Niet nihil dus! Dat u het maar weet als de dronken EasyJetpiloot straks tijdens de prijsknaller richting Ibiza met uw horizon begin te goochelen.
Mr. Cool
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Integer martelen
‘CIA-agent’... Dat heeft toch een heel andere lading dan ‘secret agent’. Een geheim agent associeer je met James Bond, Jason Bourne of George Smiley. Met meedogenloos vernuft. Bij een CIA-agent denk je aan schimmige mannetjes die vuil werk opknappen voor een corrupte overheid. Aan psychopatische patriotten. Dat komt doordat ze zo worden afgeschilderd in actiefilms. Of dat beeld klopt is de vraag. Realistische films en docu’s over ’t dagelijks reilen en zeilen van de Agency worden zelden gemaakt. Classified information!
Gelukkig is er aanleiding om deze ambtenaren eens flink in het zonnetje te zetten: Bin Laden. Immers, zonder de CIA zat Osama nu nóg porno te kijken in zijn bunkertje te Pakistan. Natuurlijk, het was niet helemaal legaal om een niet-veroordeelde niet-Amerikaan in een ander land voor zijn kop te knallen. En toegegeven, de gedoodverfde leider van Al Qaida speelde al jaren geen sleutelrol meer in de jihad. Boeit niet. We zien Het Kwaad nu eenmaal graag in één persoon verenigd. Dus niet zeuren en gezellig meedoen aan de klopjacht!
Die jacht ligt in 2004 aardig op zijn gat. Verhoor van jihadisten te Guantanamo Bay levert weinig op, al worden er methoden gehanteerd die ‘Geneve’ aardig oprekken. Slechts één spoor lijkt de moeite waard: de koerier van Bin Laden. Als ze hém kunnen traceren, moeten ze ook Bin Ladens postcode kunnen achterhalen. Daarvan is agent Maya (Jessica Chastain) overtuigd. Deze CIA-agente heeft zich op de zaak gestort en volhardt in haar speurwerk. Ook als haar chefs d’r afvallen en haar collega’s bij een aanslag gesneuveld zijn. Uiteindelijk leidt het spoor naar een burcht in Pakistan, alwaar een geheimzinnig figuur zich niet verder waagt dan de lommer van zijn tuin.
Zero Dark Thirty opent met de CIA-agente die toekijkt hoe haar mannelijke collega een gevangene waterboardt, in zijn blote pik zet, een hondenriem omgespt, in een kist propt, 96 uur lang de slaap ontzegt, bombardeert met death metal. Op alle mogelijke wijzen angst aanjaagt en vernedert. De agente wordt zichtbaar onwel van deze verhoormethodes. Maar grijpt niet in.
Dat is opmerkelijk – dat onwel worden – want van een CIA agent-in-the-field mag je toch verwachten dat ze getraind is haar empathische reflexen te smoren. Maya’s scrupules duiden eerder op een even dubieuze als noodzakelijke scenariotruc om ons voor haar te winnen: Amerikanen martelen niet maar als ze het doen vinden ze dat hoogst onaangenaam. Wat naar voor haar! De empathietruc wordt bijna genant als Maya later zelf een gevangene verhoort en een mannelijke collega de klappen laat uitdelen, zodat zij zelf haar handen niet vuil hoeft te maken. En wij evenmin.
Er zijn meer redenen om aan te nemen dat regisseur Kathryn Bigelow feiten filmfähig heeft gekneed. Met name de eenmansactie is ongeloofwaardig. Binnen de hele CIA maar één agente die zich zeven jaar lang in de zaak heeft vastgebeten, daarbij egoïstische, mannelijke superieuren trotserend!? Is deze amazone een fantasie van regisseur Bigelow , wilde ze Het Goede in één persoon verenigen om het filmverhaal te stroomlijnen? Wat is feit, wat is fictie? In de pers wordt hevig gespeculeerd. Zo hoort dat bij classified information.
Dat Zero Dark Thirty niettemin overtuigt is te danken aan Bigelows passie voor rauwe filmstijl. Handcamerawerk, claustrofobisch kadrering, fletse kleuren, stof, zweet, bloed en poe; deze blockbuster kan gerust doorgaan voor een gedramatiseerde documentaire. Het hyperrealisme kweekt een neutrale sfeer waarin onze sympathie als vanzelf uitgaat naar de underdog, in dit geval de gefolterde, de opgejaagde, de geëlimineerde, het gezin-van-de-geëlimineerde. Zelfverklaard pacifist Bigelow neemt een enorm risico met deze integere aanpak, maakt zowel republikeinen als democraten tot vijand, zowel CIA als mensenrechtenorganisaties. En belangrijker: ze verspeelt er een Oscar mee. Respect!
Helaas maakt een integere film niet noodzakelijkerwijs een onderhoudende film. We missen de jus waar Hollywood patent op heeft en die haar vorige film The Hurt Locker zo smeuïg maakte. Zero Dark Thirty is een beetje saai. Misschien wordt het tijd voor een volgend risico: 9/11, gefilmd vanuit het perspectief van Bin Laden. Met de jihadisten als secret agents. Krijgen we eindelijk weer sympathie voor The American People, die zich sinds 2001 wentelen in hun slachtofferrol.
Had u een pizza besteld?
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Zelfsabotage van een epigoon
Hoe wrang voor puristen ook, de ultieme western is een spaghettiwestern. Gunslingeropera Once Upon A Time In The West has it all: spanning, geweld, melodrama, zenuwslopende muziek. Ongeëvenaard. Sergio Leone’s geheim? Sluw jatwerk. Hij liet zijn team Amerikaanse westerns nauwlettend bestuderen om de hoogtepunten te recyclen voor zijn eigen greatest hits. Anders gezegd: Leone wist hoe je Oscarbeeldjes ontraceerbaar kunt omsmelten in een Romeinse aquila.
Voor Quentin Tarantino is Sergio Leone God. Een meesterstilist die hij tot op de montagelassen geabsorbeerd heeft. Zo citeerde hij hem bijna letterlijk in WOII-fantasie Inglourious Basterds. Maar Tarantino is geen sluwe jatter. Integendeel, hij is een schreeuwlelijk die de Academy wil laten zien hoe virtuoos hij kan goochelen met – liefst trashy – pareltjes uit de filmgeschiedenis. Dat levert zelfgenoegzame retrofilms op als Death Proof en Kill Bill. Zonde of odes aan meesters (Inglorious Basterds), want juist zijn eigen handtekening mag er wezen: Pulp Fiction staat nog steeds als een huis en zal vele generaties beïnvloeden. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan. En Tarantino heeft er liters van klaarstaan. Voor Django Unchained, een western over slavernij.
Django (Jamie Foxx) is een slaaf. Dr. King Schultz (Christoph Waltz) is een tandarts. Nou ja, een bounty hunter met flair voor klantencontact. De dokter bevrijdt Django. Niet omdat hij zo’n mensenmens is, maar omdat Django enkele outlaws kan identificeren die de dokter veel geld kunnen opbrengen. Hun samenwerking blijkt een gouden zet: Django bewijst zich een enthousiast leerling. Shooting white folks for money! Zelfverrijking is echter niet zijn doel. Hij wil zijn vrouw bevrijden uit handen van een plantagehouder. Als Django Freeman.
Quentin Tarantino heeft geen team nodig om de spaghettiwestern te plunderen. Hij gaat los alsof hij het 49 jaar heeft opgespaard: kitschy popmuziek, schreeuwende typografie, bruuske inzoom, sentimentele flash-backs; Django Unchained is vergeven van de stijlexperimenten die de sixties teisterden. En natuurlijk is de naam Django een knipoog naar de pre-Eastwood revolverheld die vereeuwigd werd door Franco Nero, te zien in een cameo.
Deze citaten leiden af van de toch zeer serieuze toon die Tarantino wil aanslaan. En aanslaat. Hij toont de slavernij in al haar lelijkheid, ademstokkend confronterend, met oog voor detail. Ketens, moord, vernedering, maar ook emotionele verlamming. Dit alles krijgt extra impact omdat Tarantino zich niet laat verleiden tot moralisme; ook de zwarte mens blijkt gedreven door een Céliniaans opportunisme. Iedereen gets down and dirty, niet in de laatste plaats onze held.
Echter. Steeds als we onder de indruk zijn moet de regisseur ook even scoren. Met veel te vette shoot outs à la Sam ‘The Wild Bunch’ Peckinpah waarbij de organen je om de oren vliegen. Sadistische scènes zo nadrukkelijk geregistreerd dat ze schurken aan exploitatie. Grappen over Klan-puntmutsen die overgetypt lijken uit Reservoir Dogs. Ongepaste sprookjesboekluchtigheid ("And after a very cold and profital winter…"). Anachronistische straatlingo ("Black ass motherfucker"). Ook struikelen we over scenariofouten, zoals een slaaf-die-opeens-kan-paardrijden, een eenmalige perspectiefwisseling en een volstrekt ongeloofwaardige wending. Tarantino kortom, doet er alles aan om zijn film te saboteren.
Dat lukt hem niet. Te veel scènes met briljante, typisch Tarantinoïaanse spanningsopbouw. Verzorgd door een überschmierende Christoph Waltz met colporteurseloquentie, een diabolische schaterende Leonardo DiCaprio die de zaag zet in een schedel om zijn frenologische kennis te illustreren, en een Samuel L. Jackson, onherkenbaar geschminkt als Uncle Tom-from-hell, witter en valser dan de ergste slavendrijver. Wat een personages, wat een dialogen, wat een topcinema.
Directors don’t get better when they get older, stelt Quentin Tarantino in een interview. Klopt. Hij beschouwt zichzelf als een bokser die nog goed is voor een paar wedstrijden. Klopt ook. Maar Django Unchained heeft hij toch echt op punten gewonnen. Voor een knock out zal hij minimaal drie kwartier ijdelheid moeten wegsnijden uit de absurde 160 minuten die de film duurt. Pas dan maakt ie kans geplunderd te worden door wijlen Leone.
Uncle Tom-from-hell