Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Voor de kitsch de kerk uit
Wie is de baas van de film, that’s the question. Veel filmliefhebbers denken dat de artistiek leider, oftewel de regisseur, het laatste woord heeft over zijn werk. Echter, de final cut is doorgaans voorbehouden aan de geldschieter, oftewel de producent. Die bepaalt hoe de definitieve versie gemonteerd wordt. En dat oordeel is weer gebaseerd op reacties van een proefpubliek. Met andere woorden: WE rule! Nou ja, enkele uitverkorenen onder ons dan.
Het kan zo zijn dat de regisseur medeproducent is, maar doorgaans steekt die zijn centen liever niet in kunst (investeren in film is als Russische roulette). Om vervolgens wel te piepen over de ‘artistieke corruptie’ van de producent, die zijn kindje verminkt heeft om een lui cq dom cq verveeld publiek te behagen. Soms is de regisseur zo gefrustreerd over de eindmontage dat ie decennia later alsnog een director’s cut uitbrengt. Dan blijkt hoezeer en hoe vaak die behaagzieke producent het bij 't juiste eind heeft gehad: director’s cuts zijn dikwijls volgepropt met terecht gesneuvelde scènes.
Toch is het legitiem vragen te stellen bij de invloed van het publiek, die overigens alleen maar groter zal worden. Gezien het interactieve karakter van de nieuwe media is het onvermijdelijk dat er mainstream films op dvd uitkomen waarbij het publiek kan kiezen uit verschillende plotwendingen met bijbehorende eindes. Dat schept een nieuw probleem: keuze staat haaks op dramatische spanning; een verhaal werkt omdat we meegesleept worden, niet omdat wij het verhaal zelf meeslepen. Zo zijn de meest intense, romantische eindes zelden happy endings. Slechts een enkele film zal dus echt gebaat zijn bij een people’s cut. Het betoverende Take This Waltz is zo’n uitzondering.
Margot (Michelle Williams) heeft een baantje als folderschrijfster en woont samen met haar vriend, goedzak Lou (Seth Rogen). Life is good. Of, dat zou het moeten zijn. Maar Margot voelt zich incompleet. Ze glijdt steeds weg in stemmingen. Komt ook door de relatie. Margot & Lou hebben veel lol en zijn erg close, maar de seksuele spanning is tanende. Sleur is als een tumor hun liefde binnengeslopen. Die kanker zaait uit als Margot verliefd wordt op de overbuurman. Deze Daniel (Luke Kirby) is ook niet de minste. Een sexy kunstenaar, slim en grappig en direct-op-het-confronterende-af. Spannend! Zijn gras is zoveel groener dan dat van Lou, dat Margot dreigt te bezwijken voor de - vooralsnog platonische – flirtage. Om maar niet te spreken van haar zelfopgelegde omerta.
“I'm fascinated by desire. I think, obviously, there's a biological drive that cannot be denied. It's completely human to be drawn towards desire, but I think desire can sometimes fill a gap for us in a way that nothing else can. That's why it's so addictive.” Aldus regisseur, schrijver én producent Sarah Polley. Deze alleskunner en dus ook allescutter, van huis uit ook nog eens actrice – heeft dat verlangen schitterend verfilmd. Trippy ballads en gegoochel met scherptediepte verbeelden Margots hunkering zo poëtisch dat deze voor een dagdroom zou kunnen doorgaan. Who needs reality.
Maar ook de intimiteit van de relatie is tastbaar. Margot en Lou maken rare geluiden en voor een buitenstaander gruwelijke grappen die alleen soul mates elkaar toevertrouwen. Het is dit oog voor alledaagse schoonheid waarmee Polley zich een authentiek auteur bewijst. Maar het is het naturelle spel van Michelle Williams dat ons verleidt. Williams toont aan dat een actrice met girl next door looks de présence van een filmster kan hebben. Oscarwaardig, alleen al voor Gebrek aan Grime.
Eigenlijk is de eerste anderhalf uur een bescheiden meesterwerk. Maar dan. Net als je denkt dat er een klassiek einde volgt – denk The Bridges of Madison County en Brief Encounter – gaat Take This Waltz door. Of beter gezegd, gaat Sarah Polley door. En hoe. Ze glijdt uit met een behaagzieke afterburner, compleet met doorgedraaide kitschcamerabeweging en alles unterschmierende Leonard Cohen, waardoor de film van haar charme ontdaan wordt. Doodzonde.
Natuurlijk gaan we niet decennia wachten op de people’s cut. Stijlvoller is het om, met volgesnote zakdoek in de hand, de zaal te verlaten op het moment dat Margots sexy buurman zijn biezen pakt en zij topzwaar van de blues in bed kruipt bij Lou, die misschien niet alles hoeft uit te spreken wat hij aanvoelt. Cut!
Intieme verwensingen
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Character hopping in euro-pudding
Slimme scenarioschrijvers weten dat slimme filmliefhebbers zich graag bevestigd zien in hun slim-zijn. Natuurlijk worden ze ook graag verrast, maar bovenal willen ze het gevoel krijgen dat ze de gelijke zijn van de verteller, dat ze het scenario ‘meeschrijven’. De scenarist spekt die waan door bijvoorbeeld basale thrillerwetten te hanteren. Als er in acte IV iemand met het dopje van een Bic pen doodgestoken wordt, dan moet die Bic pen in acte I al 'aangekondigd' worden, zodat de oplettende kijker het verloop kan ‘voorspellen’. De slimmere scenarioschrijver zorgt er natuurlijk voor dat de informatie zo achteloos mogelijk gepresenteerd wordt (personage kauwt op dopje) en dat er voldoende afleiding is, zodat de kijker zichzelf extra slim vindt als ie ‘’t voelde aankomen’. Niets zo verleidelijk als zelfoverschatting.
Ambitieuze slimme scenarioschrijvers gaan een stap verder. Zij schrijven caleidoscopische scenario’s, waarin de gebeurtenissen op ingenieuze wijze in elkaar grijpen en personages op onvoorspelbare wijze met elkaar geconfronteerd worden. Hierdoor kan de onverwachte wendingenfrequentie (= verrassingsgehalte) flink opgevoerd worden zonder dat het verhaal gekunsteld lijkt, of erger, gaat rammelen. En de kijker maar driftig meeschrijven.
De slimste ambitieuze scenarioschrijvers laat zich niet opjagen door de filmliefhebber. Die weten dat de kijker, liever nog dan slim voelen of verrast worden, ontroerd wil worden. Het zijn immers de zakdoekmomenten die het caleidoscopische Magnolia en Crash tot hit hebben gemaakt, niet de onderliggende Jumbo puzzel. De vraag is wat de scenarioschrijver van 360, Peter Morgan (Frost/Nixon, The Queen, The Last King of Scotland) is. Slim, slimmer, ambitieus slim of echt slim?
Een sexy meid reist met haar zus van Bratislava naar Wenen. Ze droomt van het grote geld en heeft er geen moeite mee daarvoor haar lichaam te verkopen. In Wenen laat ze zich door een pooier koppelen aan een zakenman. Die kampt echter met schuldgevoelens. Net als zijn vrouw, die vreemdgaat met een collega, wiens vriendin diens ontrouw zat is en op het vliegtuig naar Brazilië stapt. Alwaar ze een senior leert kennen en een seksueel delinquent. De eerste zit bij de AA met een vrouw van een Russische gangster. Laat deze maffioos nou weer…
Bij een caleidoscopische film als 360 gaan de schouderklopjes al snel naar de scenarist. Die wordt geprezen vanwege zijn vernuft, voor de kunde waarmee hij de perspectieven weet te verweven. Maar in 360 wordt weinig geweven. In feite springen we van het ene personage over op het volgende, volgen we een aaneenschakeling van korte drama’s, waarvan sommige onbevredigend want waterig eindigend. Verder is de toon een allegaartje. 360 begint als thriller, wordt drama en eindigt in romantiek, terwijl alle scènes gedomineerd worden door misplaatste melancholische ballads. Peter Morgan is niet zo slim als de kijker zichzelf vindt.
Maar 360 is meer dan scenario. Onder vleugels van regisseur Fernando Meirelles (The Constant Gardener, Cidade de Deus) komt de cast tot bloei. Internationale cast, want door de Europese locaties is het rijtje obligate sterren beperkt tot Jude Law, Rachel Weisz, Ben Foster en Anthony Hopkins. Niet dat weerzin tegen overbekende gezichten terecht is. De zoals altijd intense Foster geeft ons een overtuigend kijkje in de emotionele broeikas van een verkrachter. Hopkins steelt de show met monoloog over zijn eerste AA-meeting die, gezien zijn dictie, de reactie van de overige acteurs én de inhoud (Hopkins is zelf ex-alcoholist), autobiografisch en geïmproviseerd moet zijn.
Het zijn echter twee onbekende acteurs die 360 bijzonder maken. Vladimir Vdovichenkov als de Russische gangster en Gabriela Marcinkova als de zus van het hoertje. Twee personages met onverenigbare levens die hun hart volgen. Om deze scène in je hart te sluiten hoeft je niet slim met de scenarist mee te schrijven of een zakdoek te trekken. Het is 't soort romantiek waarvoor film ooit is uitgevonden.
De gangster en het meisje
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Visionaire cliché’s van de laatste roker
Populair-wetenschappelijk magazine Kijk stond er bol van. Futuristische tekeningen, vervaardigd door illustratoren die zichzelf een visionaire kijk op de westerse beschaving toedichtten. Ze schiepen high-tech utopieën waarin we ons anno 2000 in vliegende auto’s zouden voortbewegen, naar Mars op vakantie zouden gaan en per monorail tussen onderzeese metropolen zouden pendelden. De toekomst zelf had echter andere ideeën over innovatie. Niet de antizwaartekracht-Kadett werd de meest ingrijpende uitvinding sinds het wiel, maar digitale informatie-overdracht. Niet voorspeld, laat staan geïllustreerd.
En al wás deze revolutie voorspeld, dan hadden de futuristen er weinig mee gekund. Internet oogt niet spectaculair. En al helemaal niet cinematografisch. Daarom probeert het science fictiongenre zich nog steeds te behelpen met het recyclen van fotogenieke ‘uitvindingen’ uit de fifties, zoals vliegende auto’s, ruimtestations en monorails. Toegegeven: die zien er dankzij de computer generated images tegenwoordig erg gelikt uit, maar dat vonden we vroeger ook van vliegende schotels die aan visgaren voor het blue screen bungelden. Niets nieuws onder de zon.
De visuele armoede van SF heeft haar wortels in een nijpend gebrek aan goede schrijvers. Legendarische mind fuckers zoals Philip K. Dick, je kunt ze op één hand tellen. Met als gevolg dat hun ideeën eindeloos gerecycled worden, soms zo onbeschaamd dat er een subgenre onstaat. Denk aan het gevangenis-in-de-ruimte concept. En denk niet verder, want Lockout van first timers James Mather en Stephen St. Leger speelt zich bijna geheel af in een futuristische bak. Pulp? De opmerkelijke combinatie van producent/actiespecialist Luc Besson en topacteur Guy Pearce maakt nieuwsgierig. Misschien is de toekomst minder voorspelbaar dan we denken.
We schrijven 2079. CIA-veldman Snow (Guy Pearce) wordt ten onrechte beschuldigd van moord en wacht straf in een ruimte-gevangenis. Deze penitentiaire inrichting is controversieel omdat de gevangenen niet alleen opgesloten worden maar ook diepgevroren. Een goedkope en veilige oplossing, zij het niet bijster gezond voor de veroordeelden. Dat laatste vindt ook de dochter van de president, die onderzoek doet naar schending van mensenrechten. Als zij ter plekke gevangenen inspecteert breekt er een opstand uit, geleid door een bloeddorstige Schot en diens geschifte broer. Snow moet haar redden. Met gezonde tegenzin.
Kabenggg! Vroááám! Als we Lockout mogen geloven doen we in 2079 niet meer aan verhaalopbouw of fatsoenlijke introductie van personages. De film is nog niet begonnen of de klappen vliegen ons om de oren, afgewisseld met flash-backs van een halsbrekende achtervolging per futuristische motorfiets. De beeldenstorm moet ons vol adrenaline pompen, maar doet helemaal niets omdat we nog niet weten wie wat waarom waar doet. Alsof je middenin een game valt.
Misschien waren we graag in die verwarring gebleven. Want deze als SF verklede kiloknaller is weliswaar briljant gefotografeerd (zoals we van Besson mogen verwachten), het niveau is dat van een jongensboek (wat we ook van Besson kunnen verwachten). Een aaneenschakeling van cliché’s, die we Besson nog wel hadden vergeven als hij geïnvesteerd had in een filmster. Dat is Guy Pearce niet. Met wapenfeiten als Animal Kingdom, The Hurt Locker, Memento en L.A. Confidential mag hij zich een uistekend acteur noemen, en voor Lockout heeft ie ook nog even aan flab buster gehangen, maar Pearce mist de uitstraling van een eendimensionale held als Stallone of Willis. Erger nog, met zijn laconiek bedoelde maar beroerd verwoorde cynisme lijkt hij een aftreksel van de laatste in Die Hard. (Gemenerik: “What happened in that hotel room?” Snow: “Oh, it was coupon night and I was trampolining your wife.”)
Wat ons rest is een kijkje in de nabije toekomst. Die lijkt verdacht veel op 2012. Over 67 jaar schieten we nog steeds met kogels, zijn Schotten nog steeds ongeschoren tuig en roken CIA-agenten nog steeds sigaretten. Ideeënarmoede of juist een nuchtere visie? Oplettende kijkertjes weten het antwoord, want in één van de scènes zien we een flits van de toekomst zoals alleen een visionair die kan bedenken: een… DI-GI-TA-LE KRANT! Zelden was het Straks zo ontzettend Nu.
In space no one can hear you smoke
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Geriatrisch geilen op heilbotsoep
IJsland is tweemaal zo groot als Nederland, maar telt niet meer zielen dan de stad Utrecht op een lauwe koopzondagmiddag in augustus. Niet verbazingwekkend dus dat Wikipedia over haar filmcultuur slechts een paar regels weet op te hoesten en dat die vooral reppen over die ene IJslandse film die ooit in 1991 voor een Oscar genomineerd werd. Interessanter is het VVV-promopraatje over de bioscopen aldaar. Hierin wordt benadrukt wordt dat de fauteuils comfortabel zijn en het geluid goed klinkt, maar dat er helaas vooral mainstream films uit Hollywood gedraaid worden. Welk een marteling voor de ware cultuurliefhebber!
Goddank hebben enkele trotse autochtonen de camera wederom uit het visnet getrokken om vol passie aan de slag te gaan. En laten we wel wezen, de eilandengroep barst van de vulkanen met slaapstoornis, dus het drama ligt er voor het oprapen. Reikhalzend keken we uit naar een film die zichzelf Eldfjall (Vulkaan) durft te noemen. Tot we de synopsis lazen.
Conciërge Hannes (Theodór Júlíusson) is een verzuurde ouwe zak. Het soort man dat op zijn vrouw kankert omdat ze champignons in de minestronesoep heeft gedaan, op zijn dochter kankert omdat ze een Japanse auto heeft gekocht, op zijn zoon kankert omdat hij zeurt over Hannes’ gekettingrook en op zijn kleinzoon kankert omdat hij een kind is. Moeder probeert het gemok al jaren met de mantel der liefde te smoren, maar het wordt erger nu hij met pensioen is en zijn frustraties niet langer kan botvieren op leerlingen. Eigenlijk zou iedereen – hijzelf incluis – beter af zijn zonder Hannes. Alhoewel. Als hij bij toeval hoort hoezeer zijn kinderen gruwen van de manier waarop hij hun moeder behandelt, valt de munt eindelijk. Hannes gaat moeite doen voor zijn ega. Hij heeft haar zelfs weer lief in bed. En vangt een heilbot, zodat ze haar favoriete vissoep kan brouwen! Helaas is Cupido’s wederopstanding van korte duur, want moeders wordt ziek. Ernstig ziek.
Eldfjall begint veelbelovend met archiefbeelden van een vulkaanuitbarsting op een van de eilanden en evacuatie van de bewoners. Even verwacht je een aangrijpend, desnoods sociaal-realistisch drama over mens versus natuur. Die hoop is van korte duur. Zodra de openingscredits zijn weggezonken wordt ons de adem benomen door een portie kitchen sink zoals de Engelsen die al jaren niet meer durven te maken. Grauwe kleuren, lelijke mensen, uitzichtloze problemen, moordende sleur, geaderlate dialogen. Net het echte leven - en de reden waarom hele volksstammen de bioscoop induiken voor mainstream escapisme uit Hollywood.
Maar regisseur Rúnar Rúnarsson gaat verder dan kitchen sink. Hij lijkt te willen provoceren met een hang naar de Naakte Waarheid over deze evacués. Soms letterlijk, als hij ons laat meegenieten van een blote Hannes die zijn kleren te drogen hangt, van Hannes en zijn vrouw die aan hun geriatrische lusten gehoor geven of van Hannes die zijn vrouw schoonmaakt op haar ziektebed (thuiszorg: “Er mag geen poep in de vagina komen!”). Maar ook haar gejammer in bed, Hannes’ gehuil op de plee, het gekanker, het geruzie en zelfs het verwijderen van de ingewanden van de heilbot krijgen we door de strot geduwd. Rúnarsson heeft een neus voor een werkelijkheid die werkelijk niemand wil zien.
Maar Eldfjall is niet onverteerbaar vanwege het schrijnende onderwerp. De film is mislukt omdat je je er geen moment betrokken bij voelt. De man, zijn vrouw, hun huwelijk, de ellende, de zorg, de angst, het laat je koud omdat Rúnarsson geen enkele moeite doet om je te verleiden. Ook zijn halfwas pogingen tot dramatiek (een even voorspelbare als mislukte zelfmoordpoging en een bijna-ongeluk tijdens het vissen) proeven als de champignons in moeders minestronesoep. Ellende is geen voldoende voorwaarde voor empathie van de kijker, die om een heel andere reden gaat jammeren.
Wellicht dat Rúnarsson met zijn hyperrealisme tevens critici de wind uit de zeilen wil nemen, omdat die bij dit ‘genre’ geheid vervallen in even bloedeloze als ontzag hebbende termen als ‘authentiek’ en ‘integer’. Wat zijn motivatie voor dit drama ook geweest moge zijn, IJsland stuurt Eldfjall op als aas voor de niet-Engelstalige Oscars. Naar verluidt omdat ze er dan zelf van verlost zijn en het land niet hoeven te evacueren.
Zo, lekker wasje gedraaid...
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Girl power gered door neuspeuterende warriors
Almacht is ook niet alles. Vraag maar aan God. Of aan de makers van animatiefilms. Ook die laatste categorie kan tot in detail bepalen hoe het universum eruit moet zien. Da’s kicken zou je zeggen, maar juist toeval, spontaniteit en improvisatie spelen vaak een cruciale rol in een creatief proces. En daar heb je dan toch acteurs van vlees & bloed voor nodig. Compleet met nukken, grillen en aanstellerij, maar ook met geniale invallen en onvoorspelbare uitingen.
Niet zo vreemd dus dat diverse succesvolle regisseurs van animatie-gigant Pixar de overstap wagen naar regie van homo sapiens. Zo’n carrière-switch is makkelijker gezegd dan gedaan. Zo heeft Andrew Stanton, regisseur van Finding Nemo en WALL-E, met science-pulpfilm John Carter een van de duurste kaassoufflés aller tijden gemaakt. Terwijl Mission: Impossible - Ghost Protocol van The Incredibles-regisseur Brad Bird, je naar de Scientology Church doet verlangen. Eigen schuld. Een synthesizervirtuoos moet je geen big band laten leiden.
Nu deze verloren zoons vreemdgaan met de realiteit komt er bij Pixar ruimte voor vers animatietalent. Of vers… Brenda Chapman is een ouwe rot in het vak. Zit al in de business sinds Who Framed Roger Rabbit? en regisseerde Prince of Egypt. Ze is tevens Pixars eerste vrouwelijke regisseur, al zou oestrogeen natuurlijk geen stempel mogen drukken op een productie, net zo min als dat haar mannelijke collegae for men only filmen. Toch?
Moeder Elinor wil wedding bells horen luiden. Dochter Merida voelt er echter niets voor om uitgehuwelijkt te worden. Ze mag dan prinses zijn, in het barre Schotse landschap komt ze meer tot haar recht op galopperende knol met pijl & boog dan als etiquettemuts. Geïrriteerd wijst moederlief dochterlief op haar plichten en nodigt ze de Lords van de clans uit om hun zoons naar de hand van haar oogappel te laten dingen. Merida krijgt ‘t op haar heupen van deze datingshow en vlucht de bossen in, alwaar ze een heks haar moeder laat betoveren. Moeder transformeert in iets wilds en krijgt alle lords achter zich aan. Gelukkig is daar Merida die zich, onverveerd op knol en gewapend met de boog van haar vader, een ware prinses bewijst.
Een tomboy met woeste krullen en Tankgirlmotoriek, ad rem als een tv-sterretje uit een Amerikaanse sitcom. Als je niet beter zou willen weten zou je denken dat Chapman haar verhaal geschreven heeft om een bepaalde doelgroep te paaien. Toch rijmt platte marketing niet met de merchandise-opties van deze film: er zitten noch hits, noch pluizige beestjes in en ook de video game zal geen hit worden bij de gemiddelde internetrukker. Het lijkt er meer op dat Chapman met Brave een even welgemeende als modieuze Girl Powerboodschap wil verkondigen. Dat maakt de prinses tot een nogal plat personage, gespeend van echte character flaws, waardoor Brave meer kijkt als een meidenfilm dan als een klassieker voor de hele familie.
Gelukkig is Brave ook zo trendy dat werkelijk alle mannelijke personages als dom, impulsief, gewelddadig en infantiel afgeschilderd worden. Het zijn deze sukkels die de film kleur geven, net als de Romeinen Asterix doen sprankelen. Hilarisch is de scène waarin de Lords hun neuspeuterende nageslacht aanprijzen als onbevreesde warriors. Maar ook de kromgetrokken kraai van de heks, de drielingbroertjes-from-hell en een paar slapstickgrappen met de harige moeder doen je beseffen dat je naar een echte Pixar kijkt in plaats naar een tv-drama over moeder-dochter-bonding.
Brenda Chapman werd tijdens het filmen vervangen door Pixar-collega Mark Andrews, notabene assistent-director en medescenarist van box office-ramp John Carter. Blijkbaar was Andrews al na één echtemensenfilm de nukken, grillen en aanstellerij van de homo sapiens zat. En blijkbaar heeft de studio tijdig ingezien dat de zwaar gehypte Spice Girlformule niet Pixarisch genoeg was en gaf ze verloren zoon Andrews carte blanche voor de zijgrapjes die Brave alsnog tot een echte Pixar maken. Hoe dan ook, er is nu een mooie plek vrij gekomen voor onze Brenda in de echtemensenfilmindustrie. Kunnen de heren van Pixar zich weer naar hartenlust op hun godscomplex uitleven.
Hoezo geen character flaws!