Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De Hollywood-allures van een filmpolder
Het was dit jaar weer treurig gesteld met het filmaanbod op de Nederlandse Filmdagen. Afgezien van de speelfilm 'Kracht', het indrukwekkende debuut van Frouke Fokkema, en enkele experimentele korte films van Frans Zwartjes en Paul de Nooijer had filmliefhebbend Nederland de afgelopen week met een gerust hart voor de videorecorder kunnen blijven hangen.
Toch waren kosten noch moeite gespaard om weer een luidruchtig circus rondom de films op te trekken. Veel tam tam, veel prijzen, veel borrels en bovenal veel praten over film. Want iedereen heeft wel een idee, een mening of een theorie. Over film. En wat moet je anders dan ouwehoeren over films als de films zelf slaapverwekkend zijn?
De Nederlandse Filmdagen: Little Hollywood?... Nah, vergeet het maar. Veel te weinig allure, veel te weinig show. Hoofdkwartier Pays Bas had weliswaar parkeerruimte gereserveerd voor limousines, maar Nederlandse sterren zijn meer van het fietstype. En trouwens: er zijn bijna geen filmsterren meer in Nederland. Het handjevol grote talenten dat we hier hadden, is naar de States verhuisd om Nazibeul of Anne Frank te spelen. En om in een Rolls te rijden.
Hier op de Filmdagen was het zoals gewoonlijk weer behelpen met producenten als Matthijs van Heijningen, die met zijn eeuwige Havanna, zijn Bentley en zijn stijlvolle maatpakken heel in de verte aan showbizz deed denken. Of we konden ons vergapen aan vet opgemaakte would be-actrices die in loeistrakke PVC-rokjes onopgemerkt auditie liepen in 't Hoogt. Je moet toch wat. Maar échte sterren, movie-stars, die waren ver te zoeken.
De Nederlandse Filmdagen is nu eenmaal een marginaal festival dat zijn bestaansrecht grotendeels ontleent aan de enorme studenten-populatie. Een festival voor studenten. Verder barstte het natuurlijk weer van de journalisten. Alle soorten: filmkenners met sterrencapsones, huis-aan-huis-verslaggevers met geleende perskaarten en natuurlijk de lokale televisie, die als een soort CNN bovenop het nieuws zat en heel treffend liet zien dat er geen nieuws was.
Geen films, geen sterren... wat had het jubileum ons dan in hemelsnaam wél te bieden? Talkshows. Veel talkshows. Veel gratis talkshows.
Hans Beerekamp, filmrecensent van NRC Handelsblad, was gastheer van cineasten in de Holland-zaal van hotel Pays Bas. 'De nazit' heette het. 'De Nazit' van afgelopen zaterdag had een elitair karakter. Niet dat Beerekamp zijn encyclopedische filmkennis misbruikte, of dat er met onbegrijpelijk jargon gesmeten werd, nee, het was de sfeer. Zo verschrikkelijk familiair. Te veel getutoyeer, te veel voornamen, te veel persoonlijke verwijten, te veel marginale problemen. Je kreeg de indruk ze er vooral voor zichzelf zaten.
Een stuk interessanter waren de gesprekken die Skrien-redacteur Mart Dominicus met regisseurs had. De opzet van de shows was even voor de hand liggend als doeltreffend: Dominicus stelde naar aanleiding van filmfragmenten vragen aan de cineasten over hun regiewerk in dat specifieke fragment. Die opzet leverde interessante antwoorden op. Zo werd uit de gesprekken duidelijk hoe verschillend regisseurs werken.
Otakar Votocek bijvoorbeeld, regisseur van de big budget-produktie 'Wings of Fame' bleek een bezeten man, die naar eigen zeggen zijn filmcrew zowel kapot-schold als respecteerde, terwijl Anette Apon ('Krokodillen in Amsterdam') met haar meisjesachtige charme juist voor een ontspannen sfeer op de set zorgde. Dominicus' gesprekken waren met name zo verfrissend, omdat ze de ambachtelijke kant van filmmaken beklemtoonden. Dat was hard nodig op de filmdagen; er werden al genoeg filmtheoretische zwetsvragen gesteld.
Vooral het Polmanshuis, zo'n beetje de meest arrogante tent van Utrecht, waar overspannen personeel zich verbeten een weg door het publiek elleboogt, was een epicentrum van filmtheoretische zwetspraat: 'Filmdagen Laat'. Een talkshow natuurlijk. De sfeer van talkshows wordt voor een groot gedeelte door de kwaliteiten van de gastheer of -vrouw bepaald; hij of zij moet over kennis, originaliteit, scherpte en vooral lef beschikken.
Nou, gastvrouw Gerdin Linthorst, filmrecensent van De Volkskrant en Filmkrant, kan een zekere filmkennis niet ontzegd worden, maar over de andere drie kwaliteiten beschikt ze absoluut niet. En het leek er veel op dat haar collega Charles Groenhuijsen alleen bij 'NOS Laat' was weggeplukt om met een bekend gezicht te scoren. Want Charles had niet veel interessants te melden.
Jammergenoeg kregen de gasten (cineasten) daardoor alle gelegenheid om eens uitgebreid over hun vak te filosoferen. En er is niets ergers dan filosoferende cineasten (nou ja, op filosoferende acteurs na dan). Vrijdag jongstleden werd de discussie dan ook regelmatig onderbroken door een dronken idioot die het forum geheel terecht verweet dat er domme vragen werden gesteld. 'Filmdagen Laat' had Adriaan van Dis-pretenties en Sonja Barend-peil. Gelukkig was de akoestiek zó belabberd, dat de helft van het gebrabbel verloren ging in het rumoer van het verveelde publiek.
Toch was het ook weer een talkshow die de Filmdagen even deed spetteren. Afgelopen zaterdag, in datzelfde stijve Polmanshuis. Al een kwartier voor aanvang was het er zó afgeladen dat er niemand meer inkwam. Zelfs niet met een perskaart. Vanwaar al die commotie? Niet omdat het een talkshow was; de meeste festivalbezoekers waren al lang suf geluld. Ook niet omdat de gasten (onder wie Willeke van Ammelrooy) nou zo vreselijk interessant waren. Zelfs niet omdat het thema van de avond ('Liefde in de film') zo aansprak. Nee, het publiek kwam vooral af op talkshow host Paul de Leeuw.
De Leeuw, een van de weinige beroepsdweilen die humor, sarcasme en zelfspot grof genoeg weet te combineren om een cynisch publiek te manipuleren, kreeg het Polmans Huis anderhalf uurlang moeiteloos plat. Hij gaf het publiek dan ook exact wat het wilde: entertainment. De Leeuws liederlijke imago plaatste het thema van de talkshow al bij voorbaat in een welkom ranzig perspectief. 'Liefde in de film' werd door zijn aanwezigheid al snel een understatement voor 'Seks in de film'.
Filmdagenvedette en eregast Willeke van Ammelrooy kreeg het dan ook flink te verduren. De Leeuw: "Ik ken jou van huis uit eigenlijk als foute vrouw. Dat komt door mijn moeder. Die zei dat ik niet naar je moest kijken omdat ik daar homofiel van zou worden." Zo'n gesprek dus. De Leeuw begon al snel over haar sexy imago. Maar Willeke ontkende steevast ooit een sekssymbool te zijn geweest: "Ik was voor mijn gevoel helemaal geen sekssymbool. Dat hebben ze er van gemaakt."
Niet erg geloofwaardig, en Paul zeurde gewoon door: "Maar jij ging wel erg ver. En dan keek je er bij van 'zal ik verder gaan? Ja toch!? Ja toch!?'." Zaal lachte. Willeke ook; ze is een goed actrice. Toen sneed Paul Willeke's Franse 'Tiroler' soft pornoverleden aan. En de genadeloze kritiek. Ammelrooy reageerde op de defensieve, nuchtere toon die ze het hele gesprek door volhield: "Als je succes krijgt, moet je gewoon klappies."
Veel reden tot hilariteit gaven ook Willeke's anecdotes over de stand-in die ze ooit kreeg voor een bepaalde blootscène. Ze vond dat wel chic, maar voelde zich tevens beledigd. Volgens haar vrijt ieder mens anders, en zou het publiek onmiddellijk gemerkt hebben dat dit ingehuurde lichaam niet bij Willeke's filmkarakter hoorde. Daarop vroeg Paul haar met een vuile grijns of ze bij die liefdesscènes van de Method Acting Theory uitging. Je echt inleven dus. Het antwoord was niet te verstaan. De hele zaal lag plat.
Verder werd er flink geboomd over Willeke's favoriete liefdesscènes (had ze niet), Willeke's favoriete tegenspeler in liefdesscènes (geen voorkeur, zolang het Marco B. maar niet was), erecties van tegenspelers (traden nooit op), seks vóór, na of tijdens de opnames (gebeurde niet), Willeke's mogelijke seksuele concessies om een rol te krijgen (nooit gedaan). En over Willeke's langverwachte memoires, waarin De Leeuw onmiddellijk een parallel met Bette Davis zag. Het publiek kwam niet meer bij.
Ja ja, je lacht wat af op de Nederlandse Filmdagen. Tot je er bij neervalt. Maar zonder gekheid: hoe zou het anders kunnen? Niet zo moeilijk. Wat de films betreft, zou het geen kwaad kunnen als er - in navolging van Rotterdam - ook in Utrecht een 'Nacht van de pers' werd geïntroduceerd. Een grove selectie door filmkenners. Niet dat filmrecensenten per definitie een betere smaak hebben dan Jan-met-de-pet, maar het publiek hoeft zich dan niet noodzakerlijkerwijs een weg door de hele mestvaalt heen te vreten om eindelijk eens een goede film voorgeschoteld te krijgen.
Wat de nevenactiviteiten betreft, zou er meer nadruk op de ambachtelijke aspecten van filmmaken gelegd kunnen worden. Het is tenslotte een uiterst fascinerend vak, en de meeste cineasten kunnen enthousiast en leerzaam over hun beroep vertellen. Maar laat ze in godsnaam niet filosoferen. Dat is hun vak niet. Want laten we wel zijn: over films moet je zo min mogelijk praten. Je moet ze maken, je moet ze leren maken of je moet er naar kijken.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Limburgse hoop in een crèche vol doodgeboren kinderen
De tiende editie van de Nederlandse Filmdagen. Dat wordt feesten dus. Heel Utrecht op zijn kop. Rode lopers, gouden kalveren, diepgravende forumdiscussies, provocerende lezingen en een balzaal vol dronken, doorgecokete en overspelige filmsterren. En, last but not least, 160 films en video's. Met onder andere de beste speelfilms van de afgelopen tien jaar. Wat worden we weer verwend!
Maar is er eigenlijk wel reden voor al dat enthousiasme? Is er reden om überhaupt trots te zijn op onze filmcultuur? Want zeg eens eerlijk: ooit een steengoede Nederlandse film gezien?
Als we eerlijk zijn, kunnen we na tien jaar Filmdagen maar één conclusie trekken: de Nederlandse speelfilm is een pathetisch fenomeen. Een soort crèche vol doodgeboren kinderen die van hun wanhopige ouders nog elke ochtend subsidiepap krijgen. De ouders weten wel dat hun spruitjes niet levensvatbaar zijn, maar het blijven toch hun kindjes, nietwaar? En telkens als er in september een circus rond die lijkjes wordt opgetrokken, wil er nog wel eens een stuiptrekken. Die wordt er onmiddellijk uitgepikt en Meesterwerk gedoopt.
De Filmdagen zijn immers het domein van cineasten, niet van critici. Ons-kent-ons-inteelt. Zielig hoor. Ze kunnen blijkbaar maar niet accepteren dat er in Nederland nog steeds geen meesterwerken gemaakt zijn. Degelijke speelfilms, dat wel. Maar geen meesterwerken.
Hoe is dat toch in godsnaam mogelijk? Komt het door een magere vakopleiding, door een gebrek aan traditie, of door de sociale welvaart? Joost mag het weten. We kunnen hooguit wat filmkinderziektes in kaart brengen. De meest hardnekkige ziekte in de Nederlandse speelfilm is ongetwijfeld het amateuristische acteerwerk. Onze acteurs zijn nooit verder gekomen dan het West Friesche Volkstheater-peil. Houterig en onnatuurlijk. Onprofessioneel.
Dat slechte acteerwerk wordt mede veroorzaakt door een andere hardnekkige ziekte: belabberde dialogen. Zelfs voor Rutger Hauer is het schier onmogelijk om op overtuigende wijze 'Kijk uit, daar heb je de smerissen!' te roepen, een kreet die zo'n beetje in iedere vlotte Nederlandse speelfilm zit. Onze scenarioschrijvers lijken hun inspiratie steevast uit vooroorlogse schelmenromans te putten. Dood boeken-Nederlands.
De derde ziekte kan het best omschreven worden als 'overnadrukkelijkheid'. Het leeuwedeel van de Nederlandse cineasten is niet in staat tot efficiënte regie of montage. Nevenintriges en sfeertekeningen krijgen te veel nadruk,' plots worden te breed uitgesmeerd.
Tot zover de ziektes. Tijd voor de tiende Nederlandse Filmdagen. De premières. Is er hoop?
Laten we maar beginnen met De Grote Verrassing: 'Kracht'. Een intelligent en subtiel regiedebuut van theatervrouw Frouke Fokkema. Het verhaal speelt zich af in de koude modder van het Limburgse platteland. Hoofdpersonage is een boer (fenomenaal gespeeld door theaterveteraan Theu Boermans) die na de dood van zijn vrouw een relatie krijgt met een vlotte, stadse kunstenares (een nogal kunstmatige rol van Anneke Blok). Ze trekt bij hem in.
Er volgt een onmogelijke relatie met moed, wanhoop en een deprimerend pessimistisch einde. Zware kost. Een dergelijke synopsis vol oer-Nederlandse decors roept een lichte weerzin op, maar het resultaat is indrukwekkend. Krachtig realisme van internationale allure. Fokkema's film opent terecht het filmfestival. Bijzonder pijnlijk voor de overige speelfilms.
Geen Filmdagen compleet zonder een minimal movie van Pim de la Parra. Dit jaar neemt hij er zelfs drie mee. Als er over Pim gesproken wordt, gaat het niet zozeer over de inhoud van zijn films, maar vooral over het lage budget en de korte draaitijd. 'Let the music dance' is er weer zo eentje. Hij heeft haar in vijf dagen opgenomen. Dat noodtempo heeft behalve wat schoonheidfoutjes een opvallend frisse komedie opgeleverd, waarin Boudewijn de Groot het Europese volkslied moet componeren en ondertussen met allerlei vrouwen aanklooit.
'Let the music dance' zit vol melige en goede grappen en krijgt ruggegraat door originele rollen van Pim, Mare Hazewinkel en Hans Dulfer. Indrukwekkend is het gastoptreden van the one and only Ben Cramer, die laat zien dat hij meer in zijn mars heeft dan songfestivalkitsch.
'Rosa, rosa', het debuut van Martin Uitvlugt, heeft last van het beruchte doorspoel-syndroom. Langzaaaaam, veeeeel te langzaaaaam. Rosa (Guusje van Tilborgh) is een kapster die verliefd wordt op een terrorist (Johan Leysen), maar een verhouding begint met een mysterieuze zakenman (ook Johan Leysen) die sprekend op de terrorist lijkt. Of zijn ze één en dezelfde persoon? Die twijfel! Met deze penetrante suspense moeten we het anderhalf uur uitzingen. Leve de videorecorder.
Een typisch Nederlandse speelfilm is afkomstig uit Curaçao: 'Ava & Gabriel'. Cliff San-a-Jong speelt een zwarte kunstschilder die een afbeelding van de zwarte madonna voor de plaatselijke kerk maakt en een rel veroorzaakt. Daarnaast veel passie en jaloezie. U kent het wel. Regisseur en duizendpoot Felix de Rooy mag dan op een ruime ervaring in de theater, film en televisiewereld bogen, maar 'Ava & Gabriel' is een broeinest van filmkinderziektes. Slecht spel, stijve dialogen en een veel te kunstmatige couleur locale. Sil de Strandjutter-niveau. De filmcultuur op zonnig Curaçao is blijkbaar net zo boertig als in ons bedompte mistlandje.
Een aanrader voor filmliefhebbers die van 'mooie beelden' houden, is 'Alissa in Concert' van Erik van Zuylen. Celliste (Frances Marie Uitti) heeft een kortstondige relatie met hippe boy, maar kan de breuk niet verwerken en projecteert hem op allerlei andere personen. Een typische artproduction: langdradig, pretentieus en tijdens haar beste momenten surrealistisch. Maar hele mooie beelden. De fotografie was trouwens in handen van de Argentijns-Nederlandse regisseur Alejandro Agresti.
Naast avondvullende speelfilms, ook een aantal korte dramaprodukties op het festival. 'The suitcase' van Jacco Groen bijvoorbeeld, is een aardige, zwarte komedie over een bommenkoffertje dat de verkeerde schurk opblaast. Opgenomen op de Philippijnen.
'Spelen of Sterven' van Frank Krom gaat over ontluikende masturbatie en de homo-erotische spanning tussen een mooie bink en een lelijke loser op de middelbare school. Het script (gebaseerd op een verhaal van Anna Blaman) loopt vast en krijgt surrealistische horrordraai om een einde aan de film te breien. 'Spelen of sterven' had dertig jaar geleden gemaakt moeten worden. En zelfs toen niet.
Genoeg drama. Laten we de documentaires eens bekijken. Daar heeft Nederland immers een reputatie te verliezen. Op de Filmdagen een paar onderhoudende, zij het niet bijster originele documentaires. Meestal gemaakt voor de televisie. 'Mama Calle' van Arjanne Laan zal het goed doen op het festival. Trendy, maar met het hart op de juiste plaats.
'Mama Calle' is het relaas van een handjevol straatratjes dat de asfaltjungle van Mexico City probeert te overleven. Vertederend en fascinerend. De credits van de film gaan in de eerste plaats naar die lepe jochies. Letterlijk. Zij maken de film. Laans aanpak is op zich niet bijster origineel en haar neiging om bepaalde situaties (uit technische noodzaak) in scène te zetten, geeft een wrange bijsmaak. Gelukkig verzandt de regisseuse geen moment in moralisme, en dat is een zeldzaamheid in Nederland.
Bob Visser maakte een documentaire van een uur over Salvador Dali: 'The last genius, a film about Salvador Dali and me'. Eigenlijk had ze 'The most self-sufficient director, a film about me and Savador Dali' moeten heten. Veel te veel Bob, veel te weinig Salvador. De documentaire ruikt als slecht aftreksel van de 'Roger and me'. Ieder spoortje zelfspot ontbreekt. Bob is alleen maar bezig met Bob. En als hij even tijd voor Dali heeft, dan bralt ie over genius dit en genius dat. Bijzonder irritant. Bob heeft de documentaire trouwens van een professionele Engelse 'voice' voorzien. Kan het buitenland meegenieten, van Bobs 'genius'. Hoezo pretentieus?
Ja, en dan de experimentele films. Ook dit jaar weer moeilijk verteerbare kost. Edward Luyken spant de kroon met zijn 'Vuursteen'. Inderdaad, een filmpje over vuursteen. 'Vuursteen' zou het produkt kunnen zijn van iemand die tijdens een epilepsie-aanval een 16 mm camera in handen krijt gedrukt. Grensverleggend. De regisseur himself begeleidt deze mijlpaal live met doordringend vals saxofoonspel. Toegegeven, het getuigt van veel lef om met zo'n home movie aan te durven komen. Lef of waanzin.
Van een heel ander kaliber is het werk van veteraan Frans Zwartjes, godfather van de vaderlandse experimentele film. De Filmdagen heeft terecht een retrospectief aan hem gewijd. Absolute aanrader is zijn 'Living', een uiterst fascinerende, unieke koortsdroom waarin Zwartjes en zijn vrouw Trix simpelweg door een huis lopen. Gebeurt bijna niets in, maar boeit van de eerste tot de laatste seconde. Wellicht Nederlands enige meesterwerk.
Van Paul de Nooijer, een 'leerling' van Zwartjes, wordt onder andere 'A fortified city' vertoond. Dit filmisch essay over film, zoals hij het zelf noemt, behoort ondanks de filmfilosofische prietpraat tot de schaarse hoogtepunten van het festival. Niet te omschrijven.
‘Ici, maintenant ou jamais' van D. Delauney, B. Gerrets en R. Steijn is een zogenaamde dansfilm. Tegen de achtergrond van Pompeï's ruïnes dansen een man en een vrouw op volsterkt willekeurige wijze langs de steenklompen, af en toe onderbroken door wat existentiële lulkoek. Veertig minuten lang. Na tien minuten krijg je een onhoudbare aandrang om hard te gaan schreeuwen. Verschrikkelijk. Levensgevaarlijk voor de nietsvermoedende bioscoopbezoeker.
Tien jaar Nederlandse Filmdagen. Een uiterst dubieus jubileum. Het lijkt Philips wel. Met dit verschil, dat Philips tenminste saneert als een project niet levensvatbaar blijkt te zijn. De Nederlandse Filmdagen dromen gewoon door. Het zijn toch hun kinderen, nietwaar?
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Hapklare brokken confectie
Mickey Rourke en Tom Cruise. Hollywoods belangrijkste mannelijke sekssymbolen zijn tegenpolen. Rourke is een beperkt acteur die zijn tekortkomingen compenseert met een dreigende stoppelgrijns en een fluisterende telefoonseks-stem. The wild one. Favoriet lustobject voor de rijpere vrouw. Concurrent Cruise heeft een veel gladder imago. Zijn strenge arendsogen en zijn vlotte fitness body geven hem de sex-appeal van een jonge hond. Toms fans zijn te vinden op high schools en in maneges. Hunkerende tieners.
Toch moet Cruise als acteur serieuzer worden genomen dan Rourke. Want Cruise evolueert. Na een aantal zeepbelrolletjes (onder andere 'Top Gun') bewees hij met zijn tour de force in 'Born on the Fourth of July' ontegenzeglijk voor topkwaliteit te staan, en verbaasde hij vriend en vijand door een miljoenenaanbod voor 'Top Gun II' af te slaan. Ware ambitie. Vreemd genoeg heeft hij nu de hoofdrol geaccepteerd in 'Days of Thunder', een hapklare brokkenproduktie van Tony 'Top Gun' Scott. Over race-auto's, stalen zenuwen en andere lulkoek.
In 'Days of Thunder' is Cruise weer terug bij af. De sexy bink. Zijn introductie spreekt boekdelen: hij komt met een stoere fallus-Harley de racebaan opdenderen, doet zijn Madonna-bril af, stapt onverschillig in de auto en scheurt vervolgens loeihard een nieuw trainingsrecord tegemoet. Tsjongejongejonge. Ook Cruise is nu dus een wild one. Dat krijg je van al dat racen, daar gaan je hormonen van rondjagen.
Goddank helpt zijn coach (Robert Duvall) Cruises driften in juiste banen te leiden, al kan hij niet voorkomen dat Tom tijdens een wedstrijd tegen een collega aanknalt en met een flinke bloedneus in het ziekenhuis belandt. Tijd voor bezinning. Diepe levensvragen... Wie ben ik? Waarom race ik? Waarom speel ik in deze flutfilm? Voordat zijn denk-erwt een bevredigend antwoord kan ophoesten, onfermt een bloedmooie dokter (Nicole Kidman) zich over hem en na een stevige lebberpartij zit Tom weer kiplekker achter het stuur.
Wat valt er te zeggen over 'Days of thunder'? Weinig interessants. Vlotte actieregie, een paar goeie grappen en een hele hoop lawaai. We hebben het al zo vaak gezien. Op den duur raak je immuun voor dit soort confectie en hoop je op een onverwachte wending. Op iets anders.
Daarom een suggestie voor 'Days of Thunder II': Cruise verliest tijdens een ongeluk beide armen, maar na intensieve revalidatie maakt hij zijn come back en wint hij alsnog de Daytona 500. Sturend met zijn tanden.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De vette grijns van Bobby Peru
Eind jaren zeventig dook er een schokkend zwart/wit-filmpje in het horrorcircuit op. 'Eraserhead' gaat over een contactgestoorde man die bij een contactgestoord meisje een soort afgerukte kalfskop verwekt. Ruig dus. Toch hoort 'Eraserhead' eigenlijk niet thuis in het horrorgenre. Het filmpje is een genre op zich. Het is de meest deprimerende koortsdroom uit de filmgeschiedenis.
Regisseur David Lynch, ooit student schilderkunst, was het brein achter dit morbide bioscoopdebuut. Hij werd onmiddellijk gebombardeerd tot cultregisseur. Toch maakte hij eerst, om Hollywoods vertrouwen te winnen, twee tamelijk conventionele produkties ('The Elephant Man' en 'Dune') voordat hij in 1986 de wereld opnieuw verraste met de penetrante nachtmerrie 'Blue Velvet', inmiddels een klassieker.
Maar in tegenstelling tot 'Eraserhead' is deze film doordrenkt van ironie. Die ironie wordt opgewekt door consequent volgehouden stijlwisselingen: het ene moment laat Lynch je bloedserieus huiveren om een hyperventilerende verkrachter, en in de volgende scène ben je getuige van een absurd zoete liefdesverklaring. Die stijlwisselingen (of -breuken?) komen zo consequent voor, dat Lynch ze kennelijk als een stijl op zich beschouwt.
Dat wil echter niet zeggen dat al dat gesmijt met stijlen boeit. Integendeel. Na een tijdje word je die tongue in cheek-aanpak zat. Je krijgt het gevoel dat je in de maling wordt genomen en je verliest iedere binding met de personages. Een ander gevolg van de stijlcocktail is een gebrek aan coherentie. 'Blue Velvet' hangt als los zand aan elkaar; een compilatie van briljante scènes. Als Lynch ze had losgesneden, hadden ze als korte filmpjes ongetwijfeld filmgeschiedenis geschreven.
Hoe dan ook, Lynch heeft de smaak te pakken, want ook zijn nieuwste film, 'Wild at Heart', verdrinkt in ironie. 'Wild at Heart' is een road movie. Seks, asfalt, ongelukken en hotelkamers. De held heet Sailor (Nicholas Cage) en is een rebel. Slangeleren jasje, permanente Marlboro, hese stem. Cool. Hij zit in de bak voor doodslag, maar zodra hij voorwaardelijk vrij komt, vlucht hij samen met vriendin Lulu (Laura Dern) richting New Orleans. In een cabriolet natuurlijk.
Zij worden achtervolgd door een privé-detective en een killer, door Lulu's moeder ingehuurd om Sailor te vermoorden. Sailor weet namelijk een paar vreselijke geheimen over die moeder, die haar dochter nooit mag horen. Het verhaal wordt nog een stuk ingewikkelder, maar eigenlijk doen al die intriges er geen flikker toe. De film neemt zichzelf toch niet serieus.
Gelukkig heeft Lynch wel weer ruimte opengelaten voor een ranzige sekspsychopaat. Hij heet Bobby Peru (Willem Dafoe), heeft groene tanden, is uiterst charmant en volstrekt ontoerekeningsvatbaar. Bobby is het enige personage dat in de film thuishoort. Natuurlijke ironie. En Bobby zorgt voor een lekkere climax met een afgeschoten hoofd. Bijzonder grof en grappig gefilmd.
'Wild at Heart' is, net als zijn voorganger, een probleemgeval. Bij vlagen geniaal, maar tot vervelens toe absurd. Ironie om de ironie. Het lijkt wel of je naar een big budget-produktie van Wim T. Schippers zit te kijken. Waarom is 'Wild at Heart' dan toch een must? Dat begrijp je pas als je de vette grijns van Bobby Peru hebt gezien.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Vieze Mexicanen en ingekleurde panorama's
Magere verhaaltjes kunnen ijzersterke films opleveren. Of beter gezegd, een goed verhaal is geen noodzakelijke voorwaarde voor een goede film. Dat wil nog niet zeggen dat een scenarioschrijver zich alles kan permitteren. Hij heeft zich te houden aan wetten die het verhaal acceptabel maken.
Één van die wetten betreft het verstrekken van overbodige informatie. Die informatie kan misleidend, bedriegelijk en daardoor uitermate frustrerend werken. Een simpel voorbeeld. Stel dat je aan het begin van een thriller de moordenaar een wapen ziet verbergen, dan verwacht je dat dat wapen hoe dan ook een rol zal spelen in de rest van de film. Voor de hand liggende redenering. Gebeurt er verder niets met het wapen, voel je je ronduit belazerd. Terecht. Toch zijn er zat scenarioschrijvers die de ijzeren wet aan hun laars lappen.
‘Revenge’ van regisseur Tony Scott is typisch zo'n film waarin maar wat wordt aangerotzooid met informatie. Die krijg je trouwens al binnen een kwartier in het gezicht gewreven en draait om het hoofdpersonage, gespeeld door Kevin Costner. Costner speelt een virtuoos straaljagerpiloot. Hij heeft in Vietnam gediend en zwaait nu af bij de luchtmacht. Verder heeft hij een hond, die tot tweemaal toe uitgebreid laat zien dat hij een speciaal kunstje kan.
Een hoop in formatie dus. Dat belooft wat. Een spectaculaire achtervolging in een vliegtuig, een hulpactie van oude legerbuddies, een flashback uit de oorlog, of een verrassingsaanval van de hond!? Vergeet het maar. Het is allemaal loze info, die niets heeft te maken met de rest van het toch al zo slappe verhaal.
Om het kort te houden: Kevin logeert bij een Mexicaanse grootgrondbezitter (Anthony Quinn), wordt verliefd op dienst dochter, duikt samen met haar onder, maar wordt door Quinn en zijn gorilla's opgespoord, lamgeslagen en uit een rijdende auto gegooid. Een normaal mens is dan gewoon dood, Kevin jammer genoeg niet. Hij sleurt ons nog minstens een uur mee op zijn wraaktocht, om samen met een paar uit de lucht gevallen kameraden die vieze Mexicanen eens flink overhoop te steken. Dat lucht op.
Regisseur Tony Scott levert doorgaans fantasieloos, maar degelijk werk af ('Top Gun', 'Beverly Hills Cop II'). Een edelslager onder de regisseurs. 'Revenge' is echter bepaald geen biefstuk. Want behalve het rammelende scenario heeft de film nog een andere kwaal: overmatig gebruik van sfeerfilters. Zodra er ook maar even een panorama is te zien, knalt Tony onmiddellijk een vette ondergaande-zon-gloedfilter voor de lens. Het resultaat lijkt op een ingekleurde ansichtkaart uit Torremolinos. Kitsch.
Zijn er dan helemaal geen lichtpuntjes in ‘Revenge’? Toch wel: een heftige seks-scène in een rijdende jeep, dwars door de woestijn. Zonder condooms, zonder gordels en zonder handen.