Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De aantrekkingskracht van een psychopaat
Filmliefhebbers zijn moeilijk te shockeren. Moord, doodslag of zelfs erger: het gaat allemaal langs ons heen. Als lauw afwaswater. De hoofdoorzaak van dit syndroom is het chronische tekort aan overtuigende filmschurken. In de meeste films zijn de slechteriken niet meer dan lachwekkende cliché-psychopaten: geflipte kettingzaagfreaks met de onstuitbare neiging krijsende high school maagdjes te bewerken. Leuk hoor, maar niet bepaald shockerend.
Voor shocks is een echte schurk nodig. Een schurk met charisma, stijl en een verleidelijk gebrek aan ethiek; een persoonlijkheid die' spannend genoeg is om je ermee te identificeren. Want juist die identificatie is noodzakelijk voor het schrikeffect: in eerste instantie verlekkeren we ons aan onze pas verworven slechtheid, maar zodra de schurk werkelijk grof wordt, schrikken we ons een ongeluk. We hebben blijkbaar veel meer moraal in onze donder dan we willen toegeven. Slecht zijn is okay, maar het moet leuk blijven.
In 'Internal Affairs', een politie-film van regisseur Mike Figgis, zit eindelijk weer eens zo'n echte schurk: een corrupte politieman (Richard Gere). Een rechercheur van de afdeling Interne Zaken (Andy Garcia) zit hem op de hielen en Gere moet diverse getuigen vermoorden om zijn eigen huid te redden. Een bad guy, dus. Maar Gere's hyperseksuele, charismatische filmpersonage is zó aantrekkelijk, dat we ons stiekem met hem gaan identificeren. Foute boel.
Gelukkig wordt onze morele corruptie rigoreus afgestraft in een huiveringwekkende sleutelscène. Gere heeft een collega laten neerschieten. De agent is zwaargewond maar niet dood. Even lijkt het of Gere medelijden met hem krijgt. Hij slaat zijn arm om hem heen om hem te ondersteunen. Tenminste, dat denken wij, onnozele schapen. Valse hoop. Want als in de verte de sirenes van naderende politiewagens klinken, spant Gere zijn armspieren om de hals zijn collega en knijpt hij langzaam zijn strot dicht. Koude rillingen.
'Internal Affairs' drijft op stijl. De hitsige koortssfeer, de scherpe dialogen en het overtuigende hardcore-geweld werken bijzonder meeslepend. Toch is het verhaal dun en voorspelbaar en de film zou niet boven het peil van een goed geslaagde aflevering van 'Miami Vice' uitstijgen zonder Gere's penetrante charisma.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Passie post mortem
Filmrecensenten hebben last van pathologische hypocrisie. Ze zijn niet in staat eerlijk over hun emoties te schrijven. Ze proberen de spontane gevoelens die films bij hen hebben losgemaakt achteraf zoveel mogelijk te temperen of zelfs te negeren, zodat hun recensies een weloverwogen indruk maken. Een laffe houding. Alsof een nuchtere analyse per definitie inzicht impliceert. Diep in hun hart weten critici donders goed dat ook zij vatbaar zijn voor manipulatie. Ze zijn domweg te arrogant om dit openlijk toe te geven.
Het belangrijkste slachtoffer van deze collectieve hypocrisie is Steven Spielberg, de briljante regisseur van onder andere 'E.T., The Extra-Terrestrial'. Spielberg kan miljoenen mensen laten huilen om een Marsmannetje met een geërecteerde nek. Ondanks zijn overdonderende manipulatieve talent, nemen de recensenten hem echter niet serieus. Want Steven Spielberg is synoniem voor naïviteit en oppervlakkigheid.
Juiste, maar irrelevante kritiek. Spielbergs films hebben geen scherpe kantjes of filosofische complicaties nodig. Ze bruisen. Ze sleuren je mee en laten je niet meer los. Dat verdient respect. Zijn nieuwste film, 'Always', is weer een gewillige prooi voor de critici.
'Always' gaat over liefde, verdriet en moed. Richard Dreyfuss speelt de hoofdrol. Hij is een virtuose piloot die met omgebouwde bommenwerpers bosbranden blust en die tijdens één van zijn vluchten om het leven komt. Gelukkig belandt hij in de hemel. Dat hiernamaals lijkt verdacht veel op een overbelicht naaldwoud. Het wordt - tot mijn afgrijzen - bewoond door een uitgemergelde Audrey Hepburn, die met de fierheid van een verdoemde haar ingezakte filmcarrière verwerkt. Hepburn geeft de piloot de kans als beschermengel op aarde terug te keren. Onzichtbaar dus.
Zijn vrienden kunnen Dreyfuss niet zien, horen of ruiken, maar hij kan hen wel beïnvloeden. Aanvankelijk zwelgt hij in zelfmedelijden en jaloezie: het valt tenslotte niet mee om na je dood je ex te zien 'vreemdgaan'. Maar uiteindelijk weet hij zich te vermannen. Hij spreekt zijn rivaal moed in en geeft zijn vriendin de kracht zonder hem verder te leven. Pas dan is hij rijp voor de eeuwigheid.
'Always' is een echte Spielberg-produktie. Naïef, oppervlakkig, en ongelooflijk krachtig. Alleen een regisseur als Spielberg krijgt het voor elkaar om met zulke goedkope sentimenten zo intens te ontroeren, met zulke flauwe humor zo geestig te zijn en met zo'n oppervlakkige boodschap zo diep te raken. 'Always' is een betoverend sprookje over ware liefde. Een absolute aanrader.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Kanker als stoplap
Zou een Nederlandse film 'Papa' kunnen heten? Niet echt. Zo'n titel klinkt veel te sentimenteel in onze oren. In Amerika ligt de schaamtedrempel echter een stuk lager. Zo heeft televisieregisseur Gary Goldberg het lef gehad zijn bioscoopdebuut 'Dad' te noemen. 'Papa' dus. 'Dad' is een modieuze tearjerker, waarin gezinsproblematiek in een amusementsjasje is gestopt.
De gebruikelijke ingrediënten van dit soort smartlappen zijn: psychoprietpraat, familiezieke klitrelaties en hapklare levensboodschappen (als je maar echt van elkaar houdt en flink doorzet komt alles wel weer goed). Maar bovenal pathos. Dat laatste geldt zeker voor Goldbergs film. Om hoofdrolspeler Ted Danson te citeren: "Ik wilde 'Ik hou van jou, papa' zeggen in een film."
Ted Danson speelt een egocentrische zakenman die voor zijn ouders een vreemde is geworden. Als zijn moeder naar het ziekenhuis moet, trekt hij in bij zijn bejaarde vader (Jack Lemmon) om hem te helpen in de huishouding. Het klikt meteen. Pa geniet van de afwezigheid van zijn dominante vrouw en bloeit weer helemaal op.
Maar God straft onmiddellijk: Pa krijgt kanker. Het gezwel is niet kwaadaardig, maar uit angst voor de ziekte raakt hij in coma. Coma's zijn echter niet bevorderlijk voor dialogen, en ja hoor: als door een godswonder (of door het belabberde scenario) ontwaakt hij weer. Moeder is inmiddels thuisgekomen en eigenlijk is de film nu afgelopen.
Schrijver/regisseur Goldberg dacht daar anders over. Hij zadelt Pa nu opeens op met goedaardige schizofrenie. Oftewel: Pa wordt een vrolijke gek. Hij wil Japans leren, Hawaï-shirts dragen en met vrouwlief naar bed! Bejaardenseks gaat echter ook Amerika's meest vrijzinnige bioscoopbezoeker te ver. Goldberg speelt op safe en laat God zijn werk nu wat grondiger doen.
'Dad' een tearjerker noemen is in feite een understatement: de film druipt van de sentimenten. Boze tongen zullen ongetwijfeld van valse sentimenten spreken. Dat lijkt me wat hypocriet. Er is niets mis met een avondje ongegeneerd snotteren en het doet niet terzake hoe die emoties worden opgeroepen.
Toch is 'Dad' onverteerbaar. De film wordt namelijk verziekt door de talloze dramatische stoplappen: hartaanvallen, seniliteit, kanker, coma en krankzinnigheid. Al die ellende heeft Goldberg er ongetwijfeld ingepropt om de oppervlakkige relatie tussen vader en zoon uit de diepen. Maar het mocht niet baten. 'Dad' is nog zieker dan zijn personages.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Het pacifisme van een patriot
Films over de oorlog in Vietnam worden beschouwd als een nieuw, op zichzelf staand genre. Toch is de Vietnam-film in feite niet méér dan een goed gecamoufleerde imitatie van de western. Weer verdedigen naïeve patriotten de Amerikaanse waarden in een vijandige omgeving, waarin geweld en onrecht tot de dagelijkse sleur behoren. Weer is de vijand een rode schim, zonder erecode en met een flair voor martelen; Hollywoods Vietcong bestaat uit werkloze Apaches.
De Vietnam-film heeft maar één nieuw aspect aan het genre toegevoegd: zelfbeklag. Tot vervelens toe klaagt de Vietnam-veteraan over de leugens van de regering, de onbetrouwbaarheid van de plaatselijke bevolking en de verwijten van de thuisblijvers. Dat was in cowboyfilms wel anders. John Wayne haalde het niet in zijn hoofd om te zeuren over het harde bestaan op de prairie. Die had het veel te druk met de Indianen.
Zelfbeklag is ook de rode draad in Oliver Stone's nieuwe Vietnam-film, 'Bom on the Fourth of July'. Uitgangspunt was de autobiografie van Ron Kovic. Kovic - in de film overtuigend gespeeld door Tom Cruise - ging als enthousiaste vrijwilliger naar Vietnam, werd door kogels geveld en keerde verlamd en gezeten in een rolstoel terug.
Thuis moest hij naast zijn handicap ook de anti-Vietnam-hetze van de hippies verwerken. Geen roem dus, geen erkenning en zelfs geen respect. Na een periode van verbittering, alcoholisme en twijfel koos hij de kant van de pacifisten en begon actie te voeren tegen de oorlog. Met eenzelfde fanatisme als waarmee hij eerst in die oorlog vocht.
'Born on the Fourth of July' is een meesterwerk. Stone smijt genadeloos met de emoties van de bioscoopbezoeker door mierzoete kitsch af te wisselen met fel realisme. Het neurotische maar uitgekiende camerawerk is zo effectief, dat de toeschouwer hardhandig bij het drama wordt betrokken. Manipulatie van de hoogste orde. Verder is het een enorme prestatie om zo'n aangrijpende film rondom zo'n onsympathiek personage te maken. Want dat is Kovic.
Als jonge patriot is hij nog te pruimen, maar Kovic wordt onuitstaanbaar wanneer hij zich met eenzelfde naïviteit op het vredes-activisme stort. De film suggereert namelijk dat zijn nieuwe dogma niet uit wroeging voortkomt (Kovic heeft in de oorlog vrouwen en kinderen neergeschoten), maar zijn oorzaak heeft in persoonlijke frustratie: impotentie. Bovendien blijft Kovic ondanks zijn pacifisme een irritante patriot. Maar misschien is moralistische kritiek irrelevant bij deze overdonderende film over de opkomst, ondergang en wederopstanding van - The American Dream.
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
De vuurdoop van een idool
Eddie Murphy is de best betaalde entertainer ter wereld. Zijn sensuele, zorgeloze filmpersonages maakten hem razend populair bij alle lagen van de Amerikaanse bevolking. Ook het blanke publiek aanbidt hem. Hoe kunnen we dit laatste verklaren?
Twee mogelijkheden. De humor van Murphy's personages is universeel en laat de blanke bioscoopbezoeker zijn raciale vooroordelen vergeten. Of het publiek ziet in de personages juist zijn vooroordelen bevestigd: negers zijn geile flierefluiters. Als Murphy's populariteit op dit racisme is gebaseerd, wordt hij dan niet door blanke producenten geëxploiteerd?
Murphy heeft nu het heft in eigen handen genomen met 'Harlem Nights', zijn regiedebuut. Hij schreef tevens het verhaal, verzorgde de produktie en hij nam de hoofdrol voor zijn rekening: een sensuele flierefluiter. Het heeft er dus alle schijn van dat Murphy's filmpersonage niets anders is dan zijn alter ego. Een discussie over een mogelijke raciale exploitatie kan evenwel achterwege blijven. Wat rest is een interessantere vraag: hoe leuk is Murphy's Eddie Murphy?
Murphy speelt Quick, de aangenomen zoon van nachtclubeigenaar Sugar Ray (Richard Pryor). Samen beheren ze de populairste zwarte dancing van Harlem. De zaak loopt als een trein, totdat een gangster hen onder druk zet. Hij eist driekwart van hun inkomsten. Sugar Ray beseft meteen dat zijn tegenstander levensgevaarlijk is en stemt toe, maar Quick is te trots om in te binden. Gelukkig houdt Sugar Ray het hoofd koel. Hij weet de gangster op geraffineerde wijze om de tuin te leiden en redt daarmee het leven van heethoofd Quick.
'Harlem Nights' is een melige gangsterkomedie geworden. Het verhaal mist dynamiek en zit vol met flauwe macho-dialogen en lach-of-ik-schiet scènes. Murphy heeft zich kennelijk verkeken op de problemen die de combinatie van schrijven, produceren, regisseren en acteren met zich meebrengt.
Vooral zijn acteerwerk valt tegen. Murphy mist de scherpte die hem ooit als cabaretier groot maakte. Hij wentelt zich zelfgenoegzaam in zijn populariteit. Om de haverklap komt hij met zijn vette schaterlach uit 'Beverly Hills Cop' op de proppen en soms vervalt hij in een narcisme, dat Barbara Streisand niet zou misstaan. Het enige lichtpuntje in de film is Richard Pryor. Die speelt zijn vaderrol met verve en valt geen moment terug op de clichés die ook zijn komische imago bedreigen.