Filmrecensies 1989 - 2015
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
4000 mijl stijf van de Bennies
De westerse populaire cultuur snakt naar Toen. Met name de fifties en de sixties worden al decennia geplunderd door creatieven die het niet aandurven opnieuw ‘t wiel uit te vinden. Van de catwalk tot de music business, van de chopperbouwscene tot car design, het retrovirus heeft epidemische proporties aangenomen. Nou gaat ‘t wat ver om te stellen dat er al 50 jaar geen authentieke stijl meer ontwikkeld is. Feit is wel dat de populaire cultuur haar naïviteit heeft verloren. En een overbewuste cultuur een impotente cultuur is.
De fifties zijn met hun birth of cool zo mogelijk nog verleidelijker dan de hippe jaren zestig. Nou ja, in films dan. Manische jazz, verleidelijke crooners, claustrofobische kokerrokjes, golvende autocarrosserieën, vierkante pakken, filterloze mondhoeksigaretten, hete films noirs, amfetaminen als mondverfrisser. En On the Road. Het is moeilijk om je in 2012 voor te stellen welke impact deze road novel had op de burgermaatschappij van 1957, gedicteerd door puritanisme, seksisme, racisme en Red Scare. Het autobiografische reisverslag van Beat Generation-romancier Jack Kerouac, die samen met zijn kameraad Neal Cassady Amerika herontdekt tijdens een manische 4000 mijl tellende trip vol seks en dope en intellectueel geratel, was subversief in een tijd dat subversie nog levensgevaarlijk was. In plaats van trendy.
Onbegrijpelijk dus dat het 55 jaar geduurd heeft voordat Hollywood zich over deze bestseller ontfermde. Of Hollywood... het was Francis Ford Coppola, peetvader van de indie, die samen met zoon Roman de filmrechten wist te veroveren. Dat zij daarbij de Braziliaan Walter Salles (Diarios de Motocicleta, Central do Brasil) inhuurden als regisseur getuigt van creatieve lef.
Over het verhaal van On the Road hoeven we niet meer kwijt dan eerder genoemde synopsis. Over de casting des te meer. Het succes van de roman was namelijk deels te danken aan het imago van Kerouac en Cassady. Ze staken elkaar naar de kroon qua coolness: Griekse neuzen, rauwe jukbeenderen, dope-pupillen, strakke coupes. Probeer die uitstraling maar eens te vinden bij een huidige filmster. Daniel Craig is 20 jaar te oud en te Engels, Richard Burton is 28 jaar te dood en te Engels. Mickey Rourke, met heel veel digitale facelifts?
De keuze voor Sam ‘Control’ Riley als Kerouac is even gewaagd als verkeerd. Hij ziet eruit als een snotneus in plaats van als Mr. Cool, maar dan wel als een snotneus die al drie dagen op een speed binge doordendert. Garrett Hedlund (Tron) als de nóg coolere Mr Cool Cassady overtuigt meer met zijn testosteronische fysiek. Wat beide acteurs missen is lingo. Deze Beat-persoonlijkheden stonden stijf van de amfetaminen en met name Cassady was een eloquente ouwehoer, een prediker van losse zeden. In de film praten en doen ze toch vooral als studentjes.
Terwijl juist bij de verfilming van deze plot- en catharsisloze road novel alles afhangt van overtuigende hoofdpersonages. Want de ooit subversieve elementen als trioseks, benzedrine, diefstal en dumpen van ega’s zijn schouderophalertjes geworden in onze post-fin de siècle. Niets zo snel gedateerd als rebellie.
Op haar zwakste momenten doet On the Road denken aan Olivers Stone’s The Doors. Een period piece waarin acteurs vintage kleding aantrekken om lekker gek te doen. Dansen op zwarte muziek! Scheuren in een ouwe brik! Zuipen als Bukowski! Dan is On the Road toch vooral voor mensen die zin hebben in een avondje ‘I Love de Fifties’ en denken dat ‘The Beats’ een popbandje is.
De sterkste scènes zijn die met de gastrolspelers. Een opvallend ongewassen Amy Adams die plastisch illustreert hoe je als vrouw een man naar je pijpen kunt laten dansen. Een onherkenbare Viggo Mortensen die in hilarische tongval Cassady ontmaskert als de psychopaat die deze levensgenieter in wezen was. En een hete Kristen Stewart die de vampierkitsch van Twilight achter zich laat om als lustige bijrijdster filmgeschiedenis te schrijven. Op die momenten ben je even zelf on the road, hunkerend naar kicks die nooit kapotgeretroot kunnen worden.
Hop in!
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Roadmutsen met een has been
Vrouwenfilms. Je hoort erover, maar bestaan ze eigenlijk wel? Een heel genre waarin vrouwen zich kunnen verliezen terwijl mannen zuchtend & steunend de zaal verlaten… Marketeers geloven er heilig in. De overtuiging dat 3,5 miljard vrouwen uit 194 verschillende landen allemaal voor dezelfde thematiek vallen is natuurlijk erg verleidelijk. Maar wat zouden al die individuen in vredesnaam gemeen hebben – afgezien van hun fysieke overeenkomsten?
Wikipedia geeft niet thuis bij ‘vrouwenfilm’. En Google verwijst je als een luie portier naar de fora. Let wel: vrouwenbladfora, niet filmfora. Deze stemmen niet hoopgevend; zelfbevestigend gelegenheidsfeminisme (lust is goed, mannen zijn sukkels, single zijn is een uiting van onafhankelijkheid), gezwijmel (Depp & Clooney) en gedweep met chicklit (Heleen van Royen). “Echt lekkere films, waarbij je niet hoeft na te denken, een en al romantiek!” verzucht een liefhebster. Is de vrouwenfilm misschien een eufemisme voor mutsenfilm? Maar…3,5 miljard mutsen!?
Voor producent/regisseur Reinout Oerlemans kunnen het er niet genoeg zijn. 3,5 miljard x 10 eurie-per-kaartje is immers 35 miljard eurie. Tel uit zijn winst. Dus, toen hij het script van Neerlands eerste echte road muts movie Jackie op zijn bureau kreeg, liet hij niet zijn regiebaard staan maar huurde hij soap- annex en mutsconnoisseuze Antoinette Beumer (GTST, De Gelukkige Huisvrouw) in. Een vakvrouw.
De zusjes Sofie (Carice van Houten) en Daan (Jelka van Houten) zijn tegenpolen. De één een carrièregerichte tight ass, de ander een naïeve sloddervos. Ze zijn ook dochter van twee homo’s en een Amerikaanse draagmoeder. Als deze Jackie (Holly Hunter) na 30 jaar radiostilte opeens haar dochters vanuit de States om hulp vraagt besluiten de dames over te vliegen. In New Mexico aangekomen blijkt moederlief echter niet de moederkloek uit hun fantasie, maar trailer trash met een zwak voor cannabis en riot guns. De zusjes besluiten niettemin haar in d’r mobile home naar het revalidatiecentrum te rijden. Ruziënd en wel.
Nederlandse regisseurs kunnen misschien niet filmen, het zijn wel sluwe filmboeren. Steeds vaker werken ze met Engelstalige acteurs op een exotische locatie waardoor hun productie een internationaal (lees: professioneel) patina krijgt. Maar zelfs gedraaid op de Noordpool met Georgische schapenherders zie je de polder er doorheen. Zo ook Jackie. Alleen is het dit keer de bedoeling. Zogenaamd.
Zodra de dames ruziënd in de microkosmos van de camper zijn gestapt, voel je dat het bonding, hugging & learning op Hollandsch televisieniveau wordt. Sofie kickt af van haar workaholism en chagrijn met slangenbeet en koorts, Daan bouwt zelfvertrouwen op met rijden zonder rijbewijs en liedjes zingen in redneckbars. Stereotypen, plat spel, street unwise dialogen, cabareteske humor, alles onder de camoufage van culturele zelfparodie met oerhollandsche mutsen. Jackie stinkt zoals de camper. Zeker als de girlpower nog effe wordt onderstreept door de mannen thuis af te schilderen als seksistische lul (baas) en paternalistische zak (vriend). Zucht & steun.
Tussen dit gemuts door probeert Beumer alle Hollywoodiaanse road movie cliché’s te imiteren, maar ze mist de expertise of schwung om dit gedegen of anders te doen. Dat blijkt het duidelijkst uit haar regie van ex-filmster Holly Hunter, wier besmuikte glimlach zij zo nadrukkelijk in beeld brengt dat je je plaatsvervangend geneert. Hunters aanwezigheid op zich is al pijnlijk. Ingehuurd om de film te verontnederlandsen, is haar rol van pittig, eigenzinnig vrouwtje een staaltje typecasting waarmee ze haar Amerikaanse carrière reeds heeft uitgehold. Een Hollywood has been die de Nedercinema cachet moet geven.
Als vrouwenfilms voor mutsenfilms uitgemaakt kunnen worden is Jackie er zeker een. Maar ‘mutsenfilm’ is natuurlijk gewoon een eufemisme voor ‘slechte film’. Gelukkig kent, zoals iedere slechte film, ook Jackie één geweldig moment. Als de gezusters Van Houten voorin de camper luidkeels meezingen met de denderende soundtrack, zonder te acteren, zonder te mutsen, zonder leuk te doen, vangen we een glimp op van de meiden waar Jackie eigenlijk over had moeten gaan. En die waren bij zo’n mutsenfilm allang opgestapt.
Moordmutsen
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Filmchemie tussen de woestijnzalmen
‘Chemie’ wordt het wel genoemd, als de flirt tussen de hoofdpersonages het acteerwerk lijkt te overstijgen. Casting-bureaus zijn amechtig op zoek naar de geheime formule van deze o zo onvoorspelbare scheikundige reactie. Welke acteur tegenover welke actrice om het reageerbuisje te laten bruisen? Want als de kijker ergens naar hunkert, is het naar Iets Echts in de illusie.
En soms is dat Echte ook écht Echt. De filmwereld is immers een oase van mooie mensen, dus de kans dat sterren op de set voor elkaar vallen is niet gering. Natuurlijk lezen we pas achteraf in de roddelbladen dat Echt écht Echt was. Kunnen we met terugwerkende kracht op metaniveau genieten als Lauren Bacall Humphrey Bogart een geile lel in zijn gezicht geeft (To Have and Have Not) of Brad Pitt en Angelina Jolie al knokkend een baltsspel uitvoeren (Mr. & Mrs. Smith). Die meerwaarde maakt die films mede tot klassiekers.
‘t Is echter niet zo dat acteurschemie garant staat voor kiloknallers. Mickey Rourke en Carré Otis deden het Echt in Wild Orchid, maar dat is toch een van de ergste tenenkrommers ooit. Daarbij zijn er duizenden voorbeelden van filmchemie te noemen waarbij er gewoon sprake was van matchend acteerwerk. En dito charisma.
De Britse Emily Blunt is zo’n zeldzame ster die bijna geen tegenspeler nodig heeft voor chemie. Haar helblauwe ogen, licht spottende mond en even vernietigende als kwetsbare blik veroveren iedere camera. Daarbij kan ze zeer verschillende rollen dragen, van fuck-upje in het charmante Sunshine Cleaning tot koningin in het geweldige The Young Victoria. Niet gering voor een meisje dat ooit ging acteren om van haar chronische stotter af te komen. In Salmon Fishing in the Yemen van Lasse Hallström heeft ze haar chemie hard nodig.
Sjeik Muhammed (Amr Waked) wil met behulp van waterbron en superdam zalmen uitzetten in zijn vaderland. Nou willen sjeiks wel vaker idiote dingen omdat ze idioot rijk zijn, maar Jemen is wel erg woestijnerig en visloos. Enter de Schotse professor Jones (Ewan McGregor). Hij weet alles van vliegvissen. En vindt het plan uitgesproken belachelijk. “Het is theoretisch mogelijk ja, zoals een bemande vlucht naar Mars dat is.” Maar als manager Harriet (Emily Blunt) ingenieurs van de British Oxygen Company en de Chinese Drieklovendam inschakelt, wordt het toch tijd voor een ruimtepak. Daarbij krijgt hij alle medewerking van Buitenlandse Zaken dat in haar nopjes is met deze ontspanningspolitieke geste naar het Midden Oosten. Dus off he goes richting woestijn. Om daar, in het stuifzand, te wortelen zoals hem dat in Schotland nooit gelukt is.
Een humanistische sjeik die zijn land wil irrigeren, saboteurs vergeeft en verfijnde grapjes maakt met westerse vrouwen. Een politieke PR-bitch die uitsluitend in foto-ops denkt. Een nerdy professor-met stropdas-onder-tweed. Een emotionele manager die vloeiend mandarijn spreekt. Als deze personages geen indicatie zijn voor een kinderfilm dan is Salmon Fishing op z’n best een anachronisme. Een romantische komedie uit de fifties, toen Kuifje onze meest betrouwbare informatiebron was. Nu lezen we op Wikipedia dat Jemen het armste Arabische land is, met een bruto nationaal jaarinkomen van $1.061 per hoofd, een wateroppervlakte van 0 vierkante kilometer en een kweekvijver voor terroristen. Natuurlijk, het is film en mag dus onzin zijn, maar in dit informatietijdperk is het wel erg moeilijk om je in zo’n sprookje te verliezen.
Als je er dan tóch heengaat met kids of dementerende ouders, dan mag je wel stiekem schateren om de schatbewaker van de Schotse zalm die zijn sportvissers als warriors omschrijft. Glunderen om het idiote irrigatieplan dat drijft op filmcliché’s geloof, hoop en liefde. Een traantje wegpinken als er traantjes weggepinkt worden. Zwijmelen als Blunts chemie de kleurloze McGregor tot filmmensch maakt. En zij samen, zonder ook maar een zoen uitgewisseld te hebben, onze harten even veroveren. Nu de roddelbladen erop naslaan of die zogenaamd gelukkig getrouwde Blunt en de tot in den doet gehuwde McGregor tóch aan elkaar hebben zitten frunniken in dat woestijnzand.
Echt Echt of gespeeld Echt?
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Nazi-jagende poppompadour
Briljante filmstilisten zijn luie verhalenvertellers. Dat is ongetwijfeld deels te wijten aan ruziënde hersenhelften, maar komt zeker ook door het narcistische karakter van de makers. Kunstenaars zijn het, die weigeren zich te verlagen tot het ambacht der plotvertellers. Met name surrealisten als David Lynch (Cosmopolis) en Richard Kelly (The Box) maken er een potje van. En komen er nog mee weg ook. Hun filmnachtmerries hebben namelijk zo’n visuele impact dat we de inconsequente verhaaltjes en onwaarschijnlijke personages voor zoete koek nemen. Alles onder het mom van ‘inner logic’ en ‘why bother als beelden meer zeggen dan 1000 woorden’.
Het Italiaanse Il Divo: La Spettacolare Vita di Giulio Andreotti uit 2008 wil meer zeggen dan 1000 woorden. Veel meer. Dit visuele ballet over de slangenkuil van de machiavelliaanse politicus staat zo bol van de intriges dat je ook na twee uur niet weet wie waarom een loer draait. Maar wat een lust voor oog & oor! Een beeldenstorm van choreografische regie, pulserende montage, vette pop en perverse casting! Jammie! Bij zo’n filmcycloon ga je niet neuzelen over plotanalyse. “Stop met nadenken, geef je over aan mijn dope!” lijkt regisseur Paolo Sorrentino’s uitnodiging te zeggen.
Met effect, want Sorrentino werd door de internationale cultuurelite binnengehaald als stilistisch genie. Helaas voor hem. Want bejubeling is het ergste wat een narcist kan overkomen. Geloven in je eigen genie, dat corrumpeert. Zie This Must Be The Place, een road movie over een narcistische popmuzikant.
Cheyenne (Sean Penn) is een New Wave rocker-op-leeftijd. Zo een met het getoupeerde en geschminkte voorkomen van The Cure’s Robert Smith en het hersenletsel van Ozzy Osbourne. Daarbij is hij behoorlijk depri, want hij maakt geen muziek meer en twee van zijn fans hebben zelfmoord gepleegd. En laten we wel wezen, hij is mede beroemd geworden dóór dat depri imago. Toch is ie wel gelukkig getrouwd. En komt er af en toe een fan op bezoek op zijn Engelse landgoed. Maar zijn VUT wordt verstoord als ie naar Amerika moet afreizen om afscheid te nemen van zijn stervende pa. Hij heeft de man al dertig jaar niet gezien, maar neemt diens levenstaak over: het traceren van een nazibeul.
Een wauwelende, kromgetrokken poppompadour die met boodschappenkarretje door de super hobbelt. De toon is direct duidelijk: we worden geacht dit hoofdpersonage heel erg lachwekkend te vinden. Sean Penn versterkt de karikatuur nog eens met zijn even onpeilbare als onuitstaanbare acteerdiepte: een gebroken monotone stem met one liners, een seniel lachje, een haarpluk die steeds weggeblazen wordt en een koffertje op wieltjes. Oscarrr! Cheyenne is zo'n typetje dat ‘droogkomische humor’ haar slechte naam bezorgt.
Nou is een vet aangezet personage niet per se een dissonant in een filmnachtmerrie. Maar Paolo Sorrentino wil meer dan surrealistisch stileren. Hij heeft het onzalige plan opgevat ons ook een serieus verhaal te vertellen. Iets over familie, vernedering en vergiffenis. En dat vol echo’s van de Holocaust, gelardeerd met historische dia’s van kampslachtoffers. Deze poging tot verdieping ervaar je niet alleen als stijlbreuk, ook als bespottelijk, beledigend en zelfs misselijkmakend. Sorrentino lijkt te willen provoceren om zijn o zo eigenzinnige imago te spekken. Je zou er kwaad van worden - als je niet al ingedommeld was.
Want stilistisch gezien is de film op z'n best een tombola van effectbejag. We kijken nog wel door het oog van een visueel genie, maar dan door de bril van David Lynch. Trucs als verzadigde close-ups van alledaagse personages die daardoor een claustrofobische, fysieke nadruk krijgen - we kennen ze wel. Voeg daarbij een overbodige registratie van een David Byrne-concert en een wasmand vol grollen (Cheyenne rijdt met opzet Duitse toeristen nat om uit te stappen en zijn excuses nadrukkelijk niet aan te bieden), en je verlangt naar een rerun van Derrick.
De film wordt op de posters aangeprezen met persuitspraken over Sean Penns acteerprestatie. Geen woord over Sorrentino. Dat zegt al genoeg. En als hij straks tot armoe toe gesued wordt door Robert Smith wegens smaad en met een enkeltje Rome op de Costa Concordia wordt gezet, gaat ie misschien weer gewoon films maken die nergens over gaan. Die zien we toch het liefst.
Sean does Bob
- Categorie: Filmrecensies 1989 - 2015
Soul searching in een Noorse beerput
‘t Komt door het kleine taalgebied! Het is een veelgehoord excuus voor onze beschamende filmcultuur. We zijn niet in staat een fatsoenlijke film voort te brengen doordat er zo weinig aardbewoners Nederlands spreken. Te weinig kijkers > te weinig kaartjes > te weinig geld voor een behoorlijke filmindustrie > te weinig ruimte voor een behoorlijke filmcultuur > te weinig ontwikkelingskansen voor filmtalent. Klinkt bijna aannemelijk.
Alleen, hoe zit het dan met onze bovenburen? In Scandinavië wonen een paar honderd zielen die, verspreid over wat dichtgevroren fjorden, in voor stervelingen onbegrijpelijke ø’s communiceren. En dat nog in drie verschillende talen ook. Desondanks bloeit juist in deze culturen het ene na het andere filmtalent op.
Denk aan Denen als Nicolas Winding Refn (Drive, Only God Forgives) en Lone Scherfig (Italian for Beginners, An Education). Of Zweden als Niels Arden Oplev (The Girl with the Dragon Tattoo) en Daniel Espinosa (Snabba Cash, Safe House). Let wel, dit zijn geen arti neuzelaars met een Dogma-dogma, maar oerdegelijke regisseurs waar Hollywood naar hongert. En wie denkt dat Noorwegen achterblijft, moet thriller Headhunters (Hodejegerne) zien van regisseur Morten Tyldum. Verkocht aan alle landen van de wereld, op Wit Rusland en Noord-Korea na.
Roger is een headhunter. Zo’n jongen met blitzkriegcarrière, designvilla en fotomodel-als-ega. Dat neemt niet weg dat Roger ver boven zijn stand leeft. Als bijbaantje rooft hij daarom kunst weg bij zijn cliënten. En doet dat met eenzelfde precisie en efficiency als zijn reguliere job. Gepakt wordt ie dus niet, als ie een Rubens steelt van een andere snelle jongen. Althans, niet door de politie. Zijn prooi blijkt echter zelf een headhunter. Een echte, zo'n alpha met militair verleden. Specialisatie: opsporen van vluchtelingen. Roger moet rennen voor zijn leven. Hij raakt Lexus, maatpak en haar kwijt om ondergesmeerd met poep en bloed op een tractor het Noorse hardhout in te vluchten. Uiteindelijk rest hem slechts zijn vernuft. En zijn vrouw. Of heeft die iets met de koppensneller?
Regel 1: Zorg dat je alles weet van je gastheer. Regel 2: Zorg dat je niet langer dan 10 minuten op de plaats delict verblijft. Regel 3: Zorg dat je geen spoortje DNA achterlaat. Regel 4: Zorg dat je je energie niet verspilt aan het stelen van een kopie. Regel 5: Zorg dat je je aan alle voorgaande regels houdt, anders word je gegarandeerd gepakt. Of deze gulden regels ontsproten zijn aan het brein een echte kunstdief of uit de duim komen van bestsellerschrijver Jo Nesbø, het doet er geen fluit toe. Ze geven de film een dijk van een opening, want je krijgt gelijk het gevoel dat je in de wereld van een pro duikt.
Dat gevoel wordt gespekt door de ultraprofessionele filmstijl. Het camerawerk lijkt geschoten door Christian Dior, de art direction verzorgd door Steve Jobs en de muziek raakt exact de juiste geile Latin grooves. Ontzettend gelikt allemaal, en perfect in tune met het narcistische en opportunistische hoofdpersonage, dat zowel jaloezie als weerzin oproept. Die ergernis is uiteraard de bedoeling, want opmaat voor Rogers loutering. En gelouterd wordt ie. Al na een half uur leven we helemaal mee met deze kleine man als hij fysiek en geestelijk door de mangel gehaald wordt. Going through it all.
De queeste naar Rogers ware ik is verpakt in een ingenieuze thriller met zoveel onverwachte wendingen dat je niet merkt hoe onwaarschijnlijk ze zijn. Daarbij wordt de spanning op de juiste momenten geblust met de nodige hilariteit (de achtervolging per tractor staat garant voor bulders) en welhaast absurdistische kwinkslagen (volvette politietweeling fungeert als airbags bij auto-ongeluk).
Het maakt van Headhunters misschien geen ontzagwekkende klassieker, wel een rollercoaster zoals ze die in Hollywood nog maar zelden maken. Met recht de best verkochte film van Noorwegen. Vakwerk waar wij Nederlanders alleen maar van kunnen dromen. Of zouden onze toppers Turks Fruit, Fanfare en Ciske de Rat nu juist in Wit Rusland en Noord-Korea gaan scoren?
Ff recapituleren...